In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
textuur - structuur - patronen - stofuitdrukking
Slide 1 - Tekstslide
Structuur
Textuur
Patroon
Slide 2 - Tekstslide
Textuur
Ieder voorwerp heeft een oppervlak dat je kunt zien én voelen.
Voorbeelden van Textuur zijn harig, stekelig of glad.
Hoe voelt dit?
En dit?
Hoe voelt dit aan?
Slide 3 - Tekstslide
Structuur
Materiaal bestaat vaak uit verschillende delen.
Die samenstelling van materiaal noem je STRUCTUUR.
Bijvoorbeeld de nerven van een blad
Of de schubben van een vis
De structuur van stof is opgebouwd uit draden
Andere woorden voor structuur zijn: opbouw, samenstelling of ordening.
Slide 4 - Tekstslide
Verschillende soorten structuren
Natuurlijke structuren
Kunstmatige structuren
Slide 5 - Tekstslide
Regelmatige of onregelmatige textuur
Als de deeltjes in een textuur even groot zijn, en steeds op dezelfde manier herhaald worden, spreek je van een regelmatige textuur; bijvoorbeeld in een rieten mand.
Maar een stuk boomschors bijvoorbeeld heeft een toevallige, onregelmatige textuur.
Slide 6 - Tekstslide
Stofuitdrukking
Als je zo'n textuur namaakt in een ander materiaal, dan heet dat stofuitdrukking.
Je probeert bijvoorbeeld haren zo te tekenen, schilderen of boetseren dat het net echt lijkt.
Slide 7 - Tekstslide
Patroon
Als je een vorm steeds herhaalt, dan noem je dat een patroon.
Welke vorm zie je hier steeds terugkeren?
Patronen kunnen ook toevallig ontstaan.
De kunstenaar Escher maakte op bijzondere wijze gebruik van patronen.
Slide 8 - Tekstslide
Samenvattend...
Structuur
Textuur
Stofuitdrukking
Patroon
Slide 9 - Tekstslide
We zien hier een ...
A
textuur
B
structuur
C
patroon
D
stofuidrukking
Slide 10 - Quizvraag
We zien hier een ...
A
textuur
B
structuur
C
patroon
D
stofuidrukking
Slide 11 - Quizvraag
We zien hier een ...
A
textuur
B
structuur
C
patroon
D
stofuidrukking
Slide 12 - Quizvraag
We zien hier een ...
A
textuur
B
structuur
C
patroon
D
stofuidrukking
Slide 13 - Quizvraag
ARCEREN
Veel lijnen naast en/of over elkaar getekend.
Er zijn vele soorten:
Parallel arcering, lijntjes naast elkaar
Kruis arcering, Lijntjes kruisen elkaar
Vrije Arcering: willekeurige lijntjes
Bekijk het filmpje op de volgende dia
Slide 14 - Tekstslide
patronen en structuren tekenen
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
opdracht
Teken met potlood een dierenportret voor een dierenkwartet
Met drie andere klasgenoten maken jullie samen een kwartet.
Met de hele klas maak je een kwartetspel.
Slide 17 - Tekstslide
werkwijze
1. Vorm een viertal met 3 andere klasgenoten.
2. Kies samen een dierencategorie uit: amfibieën, katachtigen, reptielen, insecten, roofdieren, vogels, zeedieren, woestijndieren, etc.
En noteer op de volgende slide jullie namen en keuze.
Slide 18 - Tekstslide
Wie zijn jullie en voor welke dierencategorie willen jullie gaan?
Slide 19 - Open vraag
Gebruik echte dieren als voorbeelden, dus geen getekende plaatsjes. Daar wordt vaak geen structuur gebruikt
Slide 20 - Tekstslide
werkwijze
3. Binnen die categorie zoek je een eigen dier. Ieder van jouw groepje kiest een ander dier.
4. Zoek een foto'portret' van het dier waarbij de textuur van het dier goed zichtbaar is.
Pas eventueel het kader aan zodat deze dezelfde verhouding heeft als de kwartetkaart.
5. Teken het dier zo goed mogelijk na.
Slide 21 - Tekstslide
werkwijze
6. Maak het dier af door het dier 'textuur' te geven. Probeer de stofuitdrukking zo echt mogelijk te maken door structuren te tekenen.
7. Maak de tekening af door de achtergrond op te vullen met patronen.