12.5 - De organen voor vertering

12.5 De organen voor vertering
 Voeding en vertering
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

12.5 De organen voor vertering
 Voeding en vertering

Slide 1 - Tekstslide

verteringsstelsel

Slide 2 - Tekstslide

De weg van het voedsel
  • De mondholte (speekselklieren)
  • De slokdarm
  • De maag (maagsapklieren)
  • De twaalfvingerige darm (galblaas en alvleesklier)
  • De dunne darm (darmsapklieren)
  • De dikke darm
  • De endeldarm
  • De anus

Slide 3 - Tekstslide

Bij de vertering helpen verteringssappen
Verteringssappen worden gemaakt in verteringsklieren
- speekselklieren
- maagsapklieren
- lever (galblaas)
- alvleesklier
- darmsapklieren (dunne darm)

Verteringssappen verteren geen voedingsvezels
Onverteerde voedingsresten verlaten het lichaam via de anus

Slide 4 - Tekstslide

Verteringssappen en wat ze verteren

  • Speeksel: zetmeel
  • Maagsap: eiwitten
  • Gal: vetten emulgeren
  • Alvleessap: Eiwitten, koolhydraten en vetten
  • Darmsap: Eiwitten, koolhydraten

Hoe groter het oppervlak, hoe beter een enzym zijn werk kan doen. Het wordt groter gemaakt door kauwen/ gal emulgeert vetten. 

Slide 5 - Tekstslide

Dunne darm is ongeveer 6 meter lang
Dikke darm is ongeveer 1,5 meter lang

Ons lichaam maakt geen enzym om cellulose af te breken (celwand plantencellen). 
-> nuttige bacteriën in de dikke darm produceren een enzym dat cellulose kan verteren

Slide 6 - Tekstslide

Darmperistaltiek:
Het samentrekken van de spieren in de darmen

Functies:
- Verteren
- Vervoeren
- Mengen met verteringssappen

Door voedingsvezels verloopt de peristaltiek beter.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Organen voor vertering
Vertering begint in de mond
    Er ontstaan kleine stukjes voeding door het kauwen 
    (oppervlaktevergroting)
    Door het kauwen vermeng je het voedsel met speeksel

Speeksel bestaat uit water en enzymen om zetmeel te verteren (omzetten in glucose)

Enzymen: 
Versnellen de stofwisseling en zorgen ervoor dat stoffen snel worden omgezet

Slide 9 - Tekstslide

Organen voor vertering
Speeksel
- Slijm: voedsel makkelijker doorslikken
- Enzym: zetmeel afbreken (verteren)
- Stoffen die bacteriën doden

Slide 10 - Tekstslide

Organen voor vertering
Tong: duwt het voedsel je keelholte in

Slikken:
Huig sluit de neusholte af
Strotklepje sluit de luchtpijp af

De slokdarm maakt vervolgens 
peristaltische bewegingen 
voedsel naar de maag

Slide 11 - Tekstslide

Het voedsel wordt door de maagspieren gekneed en vermengd met maagsap

In de maagwand zitten maagsapklieren.
Ze maken maagsap.

Maagsap:
- water
- maagzuur
- enzymen 

Enzym: verteert de eiwitten gedeeltelijk

Maagzuur: dood bijna alle bacteriën
                   helpt tegen infecties 

Slide 12 - Tekstslide

Aan het eind van je maag zit een kringspier:
de maagportier.
Deze kringspier laat telkens een kleine hoeveelheid voedsel door.
De rest is tijdelijk opgeslagen in de maag.

Slide 13 - Tekstslide

De twaalfvingerige darm verbindt de maag met de dunne darm. 
Gal en alvleessap komen in de twaalfvingerige darm bij het voedsel.


Lever:
Gal ontstaat in de lever.
Vanuit de lever komt gal eerst in de galblaas.

Emulgeren:
Gal verdeelt vet in kleine druppels 

Gal zelf bevat geen enzymen,
kan hierdoor geen voedingsstoffen verteren

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

0

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Alvleessap wordt gemaakt door de alvleesklier.
In het alvleessap zitten verschillende enzymen.

Enzymen vertering van:
- eiwitten
- koolhydraten
- vetten

Slide 18 - Tekstslide

Dunne darm
In de wand liggen darmsapklieren die darmsap maken.
De enzymen in dit sap maken de vertering van eiwitten en koolhydraten af.

In de verteringssappen zit water.
De dunne darm neemt veel van dit 
water en voedingsstoffen op.

Slide 19 - Tekstslide

Darmvlokken:
Op de plooien in de darm zitten allemaal uitstulpingen van de darmwand. Hierin liggen kleine bloedvaten.

Water en voedingsstoffen 
uit de dunne darm 
gaan via de bloedvaten 
naar alle cellen.

Dunne darm

Slide 20 - Tekstslide

Dunne darm
Dunne darmsappen verteren koolhydraten en vetten.

De voedingsstoffen gaan via de darmvlokken in het bloed. Daarna naar de poortader, de lever en het hele lichaam. 

Slide 21 - Tekstslide

Dikke darm
Voedselresten:
Een deel van het voedsel is niet verteerd, dit gaat naar de dikke darm.

De voedselresten in de dikke darm bevatten nog veel water. In de dikke darm wordt vrijwel al het water uit de voedselbrij gehaald.

De ingedikte voedselresten gaan naar de endeldarm. Deze wordt afgesloten door een kringspier (de anus).

Diarree = als er in de dunne darm en in de dikke darm te weinig water in het bloed wordt opgenomen.

Slide 22 - Tekstslide

Blinde darm
Aan de onderkant van de dikke darm 
loopt de darm dood. Dit is de Blinde darm
Daaronder zit het wormvormig aanhangsel
Bij blindedarm ontsteking is dit aanhangsel 
ontstoken en niet de blinde darm zelf.

De blinde darm heeft geen functie bij de 
vertering.

Slide 23 - Tekstslide

Hoe noem je het samentrekken van de spieren in de darmen?
A
Darmbeweging
B
Darmperistaltiek
C
Knijpkracht
D
Darmaanspanning

Slide 24 - Quizvraag

Welk nummer is de endeldarm?
A
13
B
14
C
15
D
16

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de functie van darmplooien en darmvlokken?
A
Het oppervlak vergroten, zodat er meer voedingsstoffen in het bloed komen
B
Het voedsel door de darm bewegen richting de endeldarm
C
Het oppervlak vergroten, zodat er meer enzymen gemaakt kunnen worden
D
Bescherming bieden voor de bacteriën die in de darm leven

Slide 26 - Quizvraag

Spijsverteringsklieren die zowel koolhydraten als ook eiwitten kunnen verteren zijn:
A
de speekselklieren, de maagsapklieren en de alvleesklier
B
de alvleesklier en de darmsapklieren
C
de speekselklieren, de alvleesklier en de darmsapklieren
D
de maagsapklieren, de lever, en de darmsapklieren

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het strotklepje?
A
1
B
2

Slide 28 - Quizvraag

Verteringssappen worden gemaakt in verteringsklieren langs het verteringskanaal, zoals:
darmsapklier; lever; maagsapklier; en speekselklier.
In welke volgorde liggen deze verteringsklieren langs het verteringskanaal?

A
Maagsapklier – darmsapklier – speekselklier – lever
B
Maagsapklier – lever – darmsapklier – speekselklier.
C
Speekselklier – darmsapklier – maagsapklier – lever.
D
Speekselklier – maagsapklier – lever – darmsapklier.

Slide 29 - Quizvraag

In de darm is de vertering afgemaakt door darmsap. In de dunne darm zit nu glucose. Even later zit de glucose in je bloed. Bekijk de tekening van de dunne darm met bloedvaten hiernaast.
A
Glucose is van plaats nummer 1 naar plaats nummer 2 gegaan.
B
Glucose is van plaats nummer 1 naar plaats nummer 3 gegaan.
C
Glucose is van plaats nummer 3 naar plaats nummer 1 gegaan
D
Glucose is van plaats nummer 3 naar plaats nummer 2 gegaan.

Slide 30 - Quizvraag

Welke 2 voedingsstoffen worden afgebroken door enzymen in het darmsap?
A
Koolhydraten en eiwitten
B
Koolhydraten en vetten
C
Vetten en eiwitten
D
Zetmeel en vetten

Slide 31 - Quizvraag