Herhaling hoofdstuk 4

Herhaling hoofdstuk 4
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling hoofdstuk 4

Slide 1 - Tekstslide

Wat we gaan doen...
We gaan hoofdstuk 4 herhalen aan de hand van deze LessonUp. Daarnaast krijg je aan het eind tijd om je vragen te stellen.

Slide 2 - Tekstslide

Zet onderstaande productievormen in chronologische volgorde.
1
2
3
Huisnijverheid op het platteland. 
De eerste textielfabrieken langs de rivieren. 
Textielfabrieken met een stoommachine. 

Slide 3 - Sleepvraag

De Industriële Revolutie
De Industriële Revolutie begon in Groot-Brittannië. Hier zijn verschillende oorzaken voor te vinden.
We gaan de oorzaken en gevolgen één voor één bij langs. Jullie moeten aangeven of ze Politiek-bestuurlijk, sociaal, economisch of cultureel zijn. 

Slide 4 - Tekstslide

Door de verbeteringen in de landbouw groeit de bevolking. Ondernemers zien hierdoor kans veel geld te verdienen met textielproductie.
A
Politiek-bestuurlijk
B
Sociaal
C
Economisch
D
Cultureel

Slide 5 - Quizvraag

Veel boeren raakten werkloos door de verbeteringen in de landbouw. Er kwamen dus meer arbeidskrachten bij.
A
Politiek-bestuurlijk
B
Sociaal
C
Economisch
D
Cultureel

Slide 6 - Quizvraag

Er waren goedkope grondstoffen beschikbaar uit de koloniën.
A
Politiek-bestuurlijk
B
Sociaal
C
Economisch
D
Cultureel

Slide 7 - Quizvraag

In Groot-Brittannië waren grote voorraden steenkool en ijzererts aanwezig. Brandstof voor stoommachines was dus goedkoop.
A
Politiek-bestuurlijk
B
Sociaal
C
Economisch
D
Cultureel

Slide 8 - Quizvraag

Er werden steeds nieuwe machines uitgevonden.
A
Politiek-bestuurlijk
B
Sociaal
C
Economisch
D
Cultureel

Slide 9 - Quizvraag

Dus...
Veel van de oorzaken waren economisch. Maar hoe zit dat met de gevolgen?

Slide 10 - Tekstslide

Door de Industriële Revolutie ontstaat een industriële samenleving. Een onderdeel hiervan is de klassenmaatschappij.
A
Politiek-bestuurlijk
B
Economisch
C
Sociaal
D
Cultureel

Slide 11 - Quizvraag

Er kwamen nieuwe vormen van transport. Dit was vooral om goedkoop te kunnen exporteren.
A
Politiek-bestuurlijk
B
Economisch
C
Sociaal
D
Cultureel

Slide 12 - Quizvraag

Steeds meer mensen gingen in de steden wonen. De stedelijke bevolking groeide aanzienlijk.
A
Politiek-bestuurlijk
B
Economisch
C
Sociaal
D
Cultureel

Slide 13 - Quizvraag

Het toenemend gebruik van steenkool leidde tot luchtverontreiniging. Dit was allemaal om goedkoop te kunnen produceren.
A
Politiek-bestuurlijk
B
Economisch
C
Sociaal
D
Cultureel

Slide 14 - Quizvraag

Vanaf 1800 begint de moderne tijd
De gevolgen van de industrialisatie waren zo groot en ingrijpend dat we een nieuwe tijd laten beginnen vanaf 1800: de moderne tijd.

Slide 15 - Tekstslide

De werk- en woonomstandigheden van arbeiders waren slecht. Wat weet je over de woonomstandigheden?

Slide 16 - Open vraag

De woon- en werkomstandigheden van arbeiders waren slecht. Wat weet je over de werkomstandigheden?

Slide 17 - Open vraag

De klassenmaatschappij ontstaat
1. De ondernemersklasse.
2. De middenklasse.
3. De arbeidersklasse.

Sleep de volgende zaken naar de juiste klasse.

Slide 18 - Tekstslide

Ondernemersklasse
Middenklasse
Arbeidersklasse
Fabrieksbazen
Arbeiders en boeren
Winkeliers, leraren, etc.
Kapitalisme
Socialisme komt voor deze klasse op

Slide 19 - Sleepvraag

In 1815 krijgt Nederland een grondwet
Niet iedereen was hier blij mee en er veranderen nogal wat dingen. 
Welke zaken horen bij de grondwet van 1815 en welke bij de grondwet van 1848?

Slide 20 - Tekstslide

Het parlement houdt toezicht op de regering, maar heeft in praktijk niks te zeggen.
A
Grondwet van 1815
B
Grondwet van 1848

Slide 21 - Quizvraag

De koning kiest de ene helft van het parlement. De andere helft wordt gekozen door rijke mannen.
A
Grondwet van 1815
B
Grondwet van 1848

Slide 22 - Quizvraag

Het parlement wordt gekozen door rijke burgers. Er is censuskiesrecht.
A
Grondwet van 1815
B
Grondwet van 1848

Slide 23 - Quizvraag

Geschreven door Thorbecke.
A
Grondwet van 1815
B
Grondwet van 1848

Slide 24 - Quizvraag

Nederland is een constitutionele monarchie, waarbij de koning alle macht heeft.
A
Grondwet van 1815
B
Grondwet van 1848

Slide 25 - Quizvraag

Nederland is een parlementaire democratie.
A
Grondwet van 1815
B
Grondwet van 1848

Slide 26 - Quizvraag

In 1848 past Thorbecke de grondwet aan
Thorbecke is de leider van de liberalen. Hij mag een nieuwe grondwet schrijven in 1848.
Oorzaak hiervan zijn de democratische revoluties in Europa. Na 1848 heeft de koning veel minder macht.

Slide 27 - Tekstslide

Wat is het socialisme? En waarom kwam het op in de negentiende eeuw?

Slide 28 - Open vraag

Wat is de Sociale Kwestie?

Slide 29 - Woordweb

Wat weet je over het Kinderwetje van Van Houten?

Slide 30 - Open vraag

Dit was het...

Slide 31 - Tekstslide

Heb je nog ergens vragen over? Zo niet, vul dan niets in.

Slide 32 - Open vraag