1. Noteer de werkwoorden die in de zin staan --> maar één werkwoord? In dat geval is het een zelfstandig werkwoord of een koppelwerkwoord (vorm van zijn, worden, blijven, blijken, heten, lijken, schijnen).
2. Bepaal, als er meer werkwoorden zijn, welk werkwoord het belangrijkste is.
Tip: dit werkwoord staat vaak achteraan.
Tip: in een zin met meerdere werkwoorden, is de persoonsvorm nooit het belangrijkste werkwoord. Het voltooid deelwoord of het hele werkwoord wel.
--> Het belangrijkste werkwoord is het zelfstandig werkwoord, tenzij het een vorm is van zijn, worden, blijven, blijken, heten, lijken, schijnen, dan is het een koppelwerkwoord
3. De overige werkwoorden zijn hulpwerkwoorden