Woordsoorten lidwoord en zelfstandig naamwoord

Wat gaan we doen?
1. Lezen: Eigen leesboek
2. Terugblik 'woordsoorten'
3. Uitleg - lidwoorden en zelfstandig naamwoorden
(+ uitleg over speciale lidwoorden voor de TL)
4. Aan de slag + opdrachten bespreken
5. Jeugdjournaal?
6. Afronden en opruimen

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
1. Lezen: Eigen leesboek
2. Terugblik 'woordsoorten'
3. Uitleg - lidwoorden en zelfstandig naamwoorden
(+ uitleg over speciale lidwoorden voor de TL)
4. Aan de slag + opdrachten bespreken
5. Jeugdjournaal?
6. Afronden en opruimen

Slide 1 - Tekstslide

Lezen

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen

1. Je weet wat lidwoorden en zelfstandig naamwoorden zijn.
2. Je kunt de lidwoorden en werkwoorden in een zin herkennen.

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoord
Wat iets of iemand doet.
Wat iets of iemand overkomt.
Je kunt het woord vervoegen (= veranderen): loop, loopt, lopen.


Slide 4 - Tekstslide

Werkwoord
Soms staan er meer werkwoorden in een zin.

Hij heeft een rondje gelopen.
Wij zullen morgen gaan zwemmen.

Alle woorden die je kunt veranderen, zijn werkwoorden.

Slide 5 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden
Mensen, dieren dingen.

Voor een zelfstandig naamwoord kan je een lidwoord zetten. 

Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Suzanne en Zwolle zijn dus zelfstandige naamwoorden.

Slide 6 - Tekstslide

Lidwoord
Er zijn 3 lidwoorden: de, het en een

Let op bij het!!
Alleen als er een zelfstandig naamwoord bij staat, is het een lidwoord.
Het regent --> geen lidwoord.
Het rode kleedje ligt op de grond --> wel lidwoord.

Slide 7 - Tekstslide

Aan het werk!        
Wat: Opdrachten
Waar: Blz. 204 en 205
Hoe: Zonder overleg / met concentratie
Tijd: 10 minuten
Indien klaar: lezen in je leesboek
timer
10:00
Hierna volgt de TL-uitleg voor alle geïnteresseerden...

Slide 8 - Tekstslide

Lidwoorden
  1. De (bepaald lidwoord)
  2. Het (bepaald lidwoord)
  3. Een (onbepaald lidwoord)

De vader en het kind zitten in een vliegtuig.



Slide 9 - Tekstslide

onbepaald lidwoord
zelfstandig
naamwoord
werkwoord
bepaald lidwoord
De 
hond
vernielt
de
stoel.

Slide 10 - Sleepvraag

Bepaald lidwoord
Onbepaald lidwoord
De
Het
Een

Slide 11 - Sleepvraag

Maak een zin met een bepaald lidwoord erin.

Slide 12 - Open vraag

Afronden
Ruim je spullen op.
Blijf op je plek zitten tot de bel gaat.
Je mag even kletsen tot de les voorbij is :-)

Tot de volgende les!

Slide 13 - Tekstslide