meervoud

Nederlands - Spelling
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Meestal
  • (e)n : paard --> paarden
  • -s : laptop--> laptops
  • -eren: kind--> kinderen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is juist gespeld?
A
bureau's
B
bureaus

Slide 3 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
cafés
B
café's

Slide 4 - Quizvraag

UITLEG
na een a, i, o, u en y schrijf je een 's
pinda's, hobby's
Maar: verandert de uitspraak niet, dan -s eraan vast
cafés

Slide 5 - Tekstslide

Wat is juist gespeld?
A
panoramas
B
panorama's

Slide 6 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
radio's
B
radios

Slide 7 - Quizvraag

Uitleg
Verandert de uitspraak wel, dan schrijf je een 's (hoge komma noem je een apostrof)

auto's, taxi's


Slide 8 - Tekstslide

meervoud -en, let op
Soms moet je de laatste letter van het enkelvoud verdubbelen, anders krijg je een verkeerde uitspraak:

het pak - de pakken
de les - de lessen

Slide 9 - Tekstslide

meervoud -en, let op
Soms moet je een klinker weglaten:

de paal - de palen
de beer - de beren

Slide 10 - Tekstslide

meervoud -en, let op
Soms verandert de laatste letter bij de -s of de -f:

huis - huizen
neef - neven

Slide 11 - Tekstslide

Wat is juist gespeld?
A
fotograven
B
fotografen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
messen
B
mesen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
dreumessen
B
dreumesen

Slide 14 - Quizvraag

uitleg
Na onbeklemtoond -k, -el, et, es
verdubbelt de medeklinker niet
dreumesen
slimmeriken
maar: messen en tikken 

Slide 15 - Tekstslide

Wat is juist gespeld?
A
zeeën
B
zeën

Slide 16 - Quizvraag

uitleg
Woorden eindigend op -ee
altijd -en met trema erachter
tweeën

Slide 17 - Tekstslide

Wat is juist gespeld?
A
tweën
B
tweeën

Slide 18 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
categoriën
B
categorieën

Slide 19 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
bacteriën
B
bacterieën

Slide 20 - Quizvraag

uitleg
Woorden eindigend op -ie
klemtoon op ie 
er komt -en bij : sympathieën

Klemtoon niet op -ie 
er komt alleen -n bij : financiën



Slide 21 - Tekstslide

Wat is juist gespeld?
A
museüm
B
museum

Slide 22 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
opticien
B
opticiën

Slide 23 - Quizvraag

uitleg
Voor woorden uit het Frans of Latijn die eindigen op -ien of -eum
géén trema!
Museum
Opticien
Elektricien




Slide 24 - Tekstslide

Alles op een rijtje:
  • Meestal komt er -en of een -s achter het woord.  
  • Achter een a,o,u,i,y,u een 's, behalve als het geen invloed heeft op de uitspraak (oma's, maar bureaus en cafés)  
  • Woorden die eindigen op ee krijgen ën. (sleeën)
  • Woorden op ien en eum krijgen geen trema: opticien
  •  Woorden die eindigen op ie (klemtoon) krijgen ieën (industrieën). Zonder klemtoon iën (bacteriën).
  • Bij een beklemtoond ik, el, et, es verdubbelt de medeklinker niet (dreumesen, slimmeriken)

Slide 25 - Tekstslide

Spelling bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over een zelfstandig naamwoord

De leuke docenten, het mooie schilderij, de geprinte toetsen.

Slide 26 - Tekstslide

Wat is juist gespeld?
A
Een mooie huis
B
Een mooi huis

Slide 27 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
Het aardig meisje
B
Het aardige meisje

Slide 28 - Quizvraag

Spelling bijvoeglijk naamwoord
Een bnw krijgt een –e als het vóór het zelfstandig naamwoord staat en als het lidwoord de of het is.
De blauwe tafel
Het gekke verhaal


Slide 29 - Tekstslide

Spelling bijvoeglijk naamwoord
Een bnw krijgt een –e als het vóór het zelfstandig naamwoord staat en als het lidwoord de of het is.
De blauwe tafel
Het gekke verhaal
Als het lidwoord een voor het bnw staat, komt er alleen bij de de-woorden een –e bij.
Een leuke auto (de auto)
Een spannend verhaal (het verhaal)



Slide 30 - Tekstslide

Wat is juist gespeld?
A
Een goude ketting
B
Een gouden ketting

Slide 31 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
Een plastic fles
B
Een plasticen fles

Slide 32 - Quizvraag

Opdrachten in Taalblokken 
Spelling en grammatica--> hoofdstuk 2 spelling
Van 2F: zelfde klank, andere letter, verkleinwoorden, meervoud
Van 3F: trema, koppelteken, weglatingsstreepje

Klaar? 
Ga dan verder met Bouwsteen 3 (op 2F of als die dicht staat op 3F): voorbeeld & theorie, lezen & luisteren, tussentoets



Slide 33 - Tekstslide