2H week 46 les 2 (13 nov)

2H week 46 les 2 (13. November)
Willkommen! 
Heute
  • Sprechen: meine Lieblingsjahreszeit
  • Werkwoorden met a of e in de stam: oefenen
  • Hausaufgaben besprechen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2H week 46 les 2 (13. November)
Willkommen! 
Heute
  • Sprechen: meine Lieblingsjahreszeit
  • Werkwoorden met a of e in de stam: oefenen
  • Hausaufgaben besprechen

Slide 1 - Tekstslide

Sprechen
Pak je huiswerkopdracht van dinsdag erbij: gesprekje 'Lieblingsjahreszeit'
Twee vragen + twee antwoorden: Was ist deine Lieblingsjahreszeit? Warum?
 
Beispiel: Welche Jahreszeit magst du am liebsten? 
Meine Lieblingsjahreszeit ist der Frühling. / Ich mag den Frühling am meisten.
Warum ist der Frühling deine Lieblingsjahreszeit? Ich mag den Frühling, weil die Tage länger werden. 

Slide 2 - Tekstslide

Grammatik
Leerdoelen grammatica deze week:
• Je kunt de werkwoorden met –a en –e in de stam vervoegen.
• Je kent het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Zwakke en sterke werkwoorden
Een zwak werkwoord is te zwak om te veranderen:
Ich lache, du lachst, er/sie/es lacht

Een sterk werkwoord is sterk genoeg om te veranderen:
Ich fahre, du fährst, er/sie/es fährt
Ich esse, du isst, er/sie/es isst
Ich lese, du liest, er/sie/es liest

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoorden met a/e in de stam
Bij sterke werkwoorden met een a of e in de stam:
Klinkerverandering in de du en er/sie/es vorm
a = ä (ich fahre, du fährst)
e = i of ie (ich gebe, du gibst en ich sehe, du siehst)

Niet bij gehen (gaan) en stehen (staan)! 
Ich gehe, du gehst, ich stehe, du stehst etc


Slide 5 - Tekstslide

du (helfen)
A
helfst
B
hilfst
C
hilft
D
helfest

Slide 6 - Quizvraag

er (schlafen)
A
schlaft
B
schlift
C
schläft
D
schläfest

Slide 7 - Quizvraag

er (fahren)
A
fahrt
B
fihrt
C
fähret
D
fährt

Slide 8 - Quizvraag

ihr (fahren)
A
fahrt
B
fihrt
C
fähret
D
fährt

Slide 9 - Quizvraag

du (sehen)
A
sehst
B
seht
C
siehst
D
sieht

Slide 10 - Quizvraag

sie (geben) e.v
A
gebt
B
gibst
C
gibt
D
giebst

Slide 11 - Quizvraag

Hoe zou jij aan een ander uitleggen hoe de sterke werkwoorden met een a of e in de stam werken? Leg het in hele zinnen uit.

Slide 12 - Open vraag

Begrijp je het?
Meer dan 5 goed? Geh' weiter so!
3 of 4 goed? Maak thuis de versterk jezelf over dit onderwerp (sterke werkwoorden met a of e in de stam)
Minder dan 3 goed? Maak thuis de versterk jezelf over dit onderwerp (sterke werkwoorden met a of e in de stam) en ga naar https://oscarromerotalen.nl/Duits/Oefeningen/Grammatica.htm
bekijk uitlegvideo (7.26 en 7.27) en maak oefeningen (7.28 t/m 7.33)

Slide 13 - Tekstslide

Hausaufgaben
Jetzt: afmaken Lektion 4.4
Maken test jezelf Lektion 4.4 

Klaar? Leren Lernbox 4.1 t/m 4.4 (Studygo) of elkaar overhoren

Slide 14 - Tekstslide

Bis Morgen!

Slide 15 - Tekstslide