Zelfredzaamheid
1 / 38
Lesduur is: 120 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat komt er bij je op als je denkt aan het onderwerp zelfredzaamheid?
Slide 3 - Open vraag
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Zelfredzaamheid krijgt steeds meer aandacht. Zeker in deze tijd van een gebrek aan zorgpersoneel. Hoe kijk jij naar zelfredzaamheid? Wat is voor jou de belangrijkste drijfveer?
A
Mijn organisatie vraagt dit van mij.
B
De financier vindt dit nodig.
C
De cliënt heeft dit nodig en is hierbij gebaat.
D
Dit is een maatschappelijke ontwikkeling, die ik volg. Om meer mensen zelf te laten doen.
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Zorg waarin de mens in staat is om voor zichzelf te zorgen noemen we ´´zelfzorg´´
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Je hebt iemand net uitgelegd hoe hij thuis zijn pufjes tegen de astma moet nemen. Hoe kom je erachter of hij jouw uitleg heeft begrepen?
A
Vraag of hij de informatie kan herhalen.
B
Vraag of de cliënt wil vertellen of laten zien wat hij thuis gaat doen.
C
Vraag of hij jouw uitleg heeft begrepen.
D
Dat weet je pas na een controle, of het beter of slechter gaat met zijn astma.
Slide 18 - Quizvraag
De thuiszorg heeft ook een preventieve functie. Welke van onderstaande activiteiten is preventief?
A
Het verzorgen van kleine wondjes
B
Het verlenen van huishoudelijke hulp aan mensen die dit niet meer kunnen
C
Het uitgeven van een voorlichtingsfolder
D
Het inzetten van de Medido (medicatieklok)
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
Waar is dit hulpmiddel voor bedoeld?
A
Aantrekken van een steunpanty of lange steunkousen
B
Aantrekken van een onderbroek.
C
Gedeelte van een inklapbaar tafeltje.
D
Mobiel droogrek.
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Kun je een rolstoel krijgen via de zorgverzekeraar en de gemeente?
A
Ja, dit hulpmiddel kun je krijgen bij beiden.
B
De gemeente helpt hier niet bij.
C
De zorgverzekeraar helpt hier niet bij.
Slide 23 - Quizvraag
Welk van de volgende vaardigheden kan bijdragen aan zelfredzaamheid?
A
Koken, wandelen en tv kijken
B
Koken, wandelen en stofzuigen
C
Wandelen, stofzuigen en mediteren
D
Koken, mediteren en slapen
Slide 24 - Quizvraag
Vaak horen we dat verplegen en verzorgen met de handen op de rug een goede manier is om zelfredzaamheid te stimuleren. Wat betekend voor jou met de handen op de rug?
A
Ik geef de cliënt alle ruimte om de dingen op zijn eigen manier te doen, en kijk toe wanneer ik nodig ben.
B
Ik leg in woorden uit aan de cliënt hoe hij op een makkelijke manier de handeling kan verrichten en blijf dit zo nodig herhalen terwijl cliënt de handeling verricht.
C
Ik sta letterlijk met de handen op de rug en steek mijn hand pas uit als de cliënt daarom vraagt.
D
Ik blijf op een kleine afstand van de cliënt en spreek met hem af dat hij me roept als hij mijn hulp nodig heeft.
Slide 25 - Quizvraag
Wat is een belangrijke maatregel om je mentale zelfredzaamheid te verbeteren?
A
Regelmatige lichaamsbeweging
B
Gezonde voeding
C
Voldoende slaap
D
Positieve sociale relaties
Slide 26 - Quizvraag
Slide 27 - Tekstslide
Waar is dit hulpmiddel voor bedoeld?
A
Om de veters te strikken
B
Makkelijke blikopener
C
Om naar kleine spullen te grijpen
D
Om ritsen en knopen dicht te maken
Slide 28 - Quizvraag
Slide 29 - Tekstslide
Worden eenvoudige loophulpmiddelen zoals krukken, rollators en looprekken vergoed vanuit het basispakket van de zorgverzekering?
A
Ja, dit vergoed de basis verzekering.
B
Nee, dit vergoed de basis verzekering niet.
Slide 30 - Quizvraag
Slide 31 - Tekstslide
Waar is dit hulpmiddel voor bedoeld?
A
Om je makkelijker af te vegen na toiletbezoek
B
Om te krabben op plekken waar je niet bij komt.
C
Afwas hulpmiddel
D
Selfiestick voor ouderen
Slide 32 - Quizvraag
Slide 33 - Tekstslide
Als je iets niet meer doet verlies je de kennis en vaardigheden, of je spiermassa. Hoeveel procent verliest een gezond iemand aan spierweefsel als deze 14 dagen op bed ligt?
A
5%
B
10%
C
15%
D
20%
Slide 34 - Quizvraag
Slide 35 - Tekstslide
Waar is dit hulpmiddel voor bedoeld?
A
Hulpmiddel om een deurklink te verlengen.
B
Makkelijke blikopener.
C
Hulpmiddel voor het openen van kasten in huis.
D
hulpmiddel voor in en uitstappen auto.
