1. Frame: de functionele bouw en capaciteit van het dier.
2. Type: het type wordt bepaald door de onderbalkkenmerken conditie, inhoud, voorhand en
kruisbreedte. De hoogste waardering is voor dieren die voor alle vier kenmerken gemiddeld scoren (4 t/m 6).
3. Uier: De totaalwaardering van de uier.
4. Beenwerk: De totaalwaardering van het beenwerk.
5. Bespiering: de bespiering van het gehele dier, vooral de dikte van het spierenpakket in de achterhand.
Bespiering wordt alleen beoordeeld bij de keuringsstandaard ‘lokaal/dubbeldoel’.
6. Algemeen voorkomen: totaalindruk van de koe.
Bij bovenbalkkenmerken geef je een waarde oordeel over het dier.