Fokkerij - les 3

Fokkerij - les 3
Stierkeuze
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
MelkveehouderijMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Fokkerij - les 3
Stierkeuze

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Herhalen vorige lessen --> oefentoetsje

Nieuwe stof: 
- Fokwaarden
- Stierkeuze
Oefenen met het kiezen van stieren

Slide 2 - Tekstslide

In het fokdoel beschrijf je:
A
Interieur Productie Functionele kenmerken en gezondheid
B
Exterieur Bovenbalk Onderbalk
C
Exterieur​ Productie ​ Functionele kenmerken en gezondheidskenmerken
D
Exterieur Productie Gebreken Sterke punten

Slide 3 - Quizvraag

Het exterieur van de koe wordt beoordeeld door de keurmeester op:
A
Onderbalkkenmerken, bovenbalkkenmerken en gebruikskenmerken
B
Onderbalkkenmerken, bovenbalkkenmerken
C
Onderbalkkenmerken, bovenbalkkenmerken en melksnelheid
D
Onderbalkkenmerken, frame, type en uier

Slide 4 - Quizvraag

Dit onderdeel behoort NIET tot de bovenbalkkenmerken
A
Frame
B
Type
C
Uier
D
Melksnelheid

Slide 5 - Quizvraag

Dit kenmerk behoort NIET tot de gebruikskenmerken
A
Melksnelheid
B
Uier
C
Karakter

Slide 6 - Quizvraag

Hoeveel chromosoomparen heeft een koe?
A
28
B
30
C
46
D
60

Slide 7 - Quizvraag

Fenotype zegt iets over:
A
De invloed van het milieu op het genotype
B
Hoe de haarkleur er uit komt te zien
C
De invloed van de genen op het ontstaan van kenmerken van de koe

Slide 8 - Quizvraag

Genotype = Milieu + fenotype. Klopt dit?
A
Ja, dit klopt
B
Nee, dit klopt niet

Slide 9 - Quizvraag

In welk deel van de koe is de genetische aanleg vastgelegd?
A
DNA
B
Celkern
C
Hersenen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is homozygoot?
A
Van pa en ma allebei een verschillend gen gekregen voor 1 bepaalde erfelijke eigenschap
B
Van pa en ma allebei hetzelfde gen gekregen voor 1 bepaalde erfelijke eigenschap
C
Van pa of ma twee keer een verschillend gen gekregen voor 1 bepaalde erfelijke eigenschap

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het resultaat voor de volgende kruising? Stier = pp; Koe= PP
A
50% pp, 50% PP
B
25% PP, 25% pp, 50% Pp
C
100% Pp

Slide 12 - Quizvraag

Wat zegt het als de erfelijkheidsgraad van hoogtemaat 0,5 is?
A
Dat het verschil in hoogtemaat tussen twee koeien vooral door management worden beïnvloed
B
Dat het verschil in hoogtemaat tussen twee koeien voor 50% door genetische aanleg wordt verklaard
C
Dat het verschil in hoogtemaat tussen twee koeien voor 50% door fenotypische aanleg wordt verklaard

Slide 13 - Quizvraag

Vragen tot dusver? 

Slide 14 - Tekstslide

Nog twee niet besproken begrippen!
Natuurlijke selectie

Domesticatie

Wat betekent dit?

Slide 15 - Tekstslide

Natuurlijke selectie
Natuurlijk selectie is het proces waarbij dieren die zich beter aan kunnen passen aan de omgeving een grotere kans hebben om te overleven en zich voor te planten dan dieren die zich minder goed aanpassen. Hierdoor zal de volgende generatie gemiddeld beter aangepast zijn aan de omgeving dan de oorspronkelijke generatie.

Slide 16 - Tekstslide

Domesticatie
Domesticatie is het veranderingsproces van wilde dieren naar het gebruik van dieren die door mensen worden gehouden.

Slide 17 - Tekstslide

Wat weten we tot nu toe?
  • Wat het fokdoel is
  • Hoe het fokdoel opgesteld wordt
  • Hoe koeien beoordeeld worden op exterieur
  • Hoe het zit met genotype en fenotype
  • Hoe het ziet met overerven van eigenschappen

Slide 18 - Tekstslide

Fokwaarden
Gaan we nu mee door!

Slide 19 - Tekstslide

Fokwaarden
Kun je dieren onderling eerlijk vergelijkt
Rangorde maken

Kun je fokkerijkeuzes op baseren!

Schatting van de erfelijke aanleg van een dier voor een bepaald kenmerk --> Bepaald door de analyse van heel veel prestatiedata --> alle niet-erfelijke invloeden worden er uitgefilterd

Het erfelijke deel is wat de koe of stier in potentie kan doorgeven aan de volgende generatie!

Slide 20 - Tekstslide

Fokwaarden
Hoe meer gegevens van nakomelingen bekend zijn --> hoe betrouwbaarder de fokwaarden. 


Slide 21 - Tekstslide

Fokwaarden stier
Gegevens dochters nodig!

Komen vanuit de MPR én de bedrijfsinspectie (exterieurbeoordelingen!)

Slide 22 - Tekstslide

Verwachtingswaarden
Gegevens dochters nodig!

Komen vanuit de MPR én de bedrijfsinspectie (exterieurbeoordelingen!)

Schatting van de erfelijke aanleg van een dier voor een bepaald kenmerk gebaseerd op de prestaties van de ouderdieren, helft komt van de vader en de andere helft komt van de moeder

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Merkertechnologie/genomics
DNA onderzoek --> Kan ook een basis vormen voor een fokwaardenschatting

Kan direct na de geboorte! 

Vergelijking met profielen van een 
groot aantal dieren --> overeenkomsten zoeken 
--> Merkers!

Behoorlijk betrouwbaar! 

Maar: zegt niets over het fenotype --> Want het 'milieu' (management) is op ieder bedrijf anders!

Slide 25 - Tekstslide

Merkertechnologie/genomics
50.000 stukjes DNA

75 kenmerken waar naar gekeken wordt: 
- Melkproductie
- Vruchtbaarheid
- Uiergezondheid
- Exterieur
- Klauwgezondheid
- Geboortekenmerken
Enz

Slide 26 - Tekstslide

Betrouwbaarheid fokwaarden

Slide 27 - Tekstslide

Even oefenen voor de voortgangstoets!

Slide 28 - Tekstslide

Hoeveel chromosomen heeft een koe?
A
23
B
30
C
46
D
60

Slide 29 - Quizvraag

Noem 2 dingen die invloed hebben op het fenotype.

Slide 30 - Open vraag

Waar of niet waar?
Stelling: Je kunt fokken op gezondheidskenmerken als celgetal en klauwgezondheid.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Een koe heeft hoorns. Een stier is homozygoot hoornloos.
Stier/koe
p
p
P
P
Fokkerij 6: Hoeveel procent kans is er op een hoornloos kalf?

Slide 32 - Tekstslide

Gebruik het plaatje van de vorige slide. Hoeveel procent kans is er op een hoornloos kalf?
A
0% kans
B
25% kans
C
50% kans
D
100% kans

Slide 33 - Quizvraag

“Genetische aanleg, eigenschappen geërfd van ouders”.

Welk begrip hoort hierbij?
A
Fenotype
B
Genotype
C
Domesticatie
D
Heterozygoot

Slide 34 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de eisen van een fokdoel?

A
Beschrijft de ideale koe
B
Stieren die je wil gebruiken
C
Langdurig
D
Doelgericht

Slide 35 - Quizvraag

Hoeveel punten krijgt een koe als zij excellent wordt?
A
9
B
85
C
80
D
90 of meer

Slide 36 - Quizvraag

Kruisligging is bij exterieur een onderdeel van?
A
Frame
B
Type
C
Uier
D
Benen

Slide 37 - Quizvraag

Wat is het maximaal aantal punten wat een vaars kan krijgen voor exterieur?
A
80
B
85
C
89
D
90 of meer

Slide 38 - Quizvraag

Wat is bij algemeen voorkomen de verhouding van frame, type, uier, benen?
Frame
Type
Uier
Benen
20%
10%
35%
35%

Slide 39 - Sleepvraag

Opdracht
In tweetallen
10 minuten

Zoek uit wat de volgende indexen betekenen:
- INET
- NVI

Slide 40 - Tekstslide

Indexen
In de index zijn bepaalde groepen fokwaarden gebundeld en verwerkt volgens een vaste verhouding.

Ontwikkeld om het selecteren van stieren gemakkelijker te maken!

Slide 41 - Tekstslide

INET
Index die productiefokwaarden melk, vet en eiwit combineert

Slide 42 - Tekstslide

INET
Als je in de fokkerij wilt focussen op melkproductie, kun je selecteren op fokwaarden voor hoeveelheid melk, lactose, vet en eiwit.

INET: De nettomelkgeldindex Inet combineert deze in één getal
Eenheid = euro's 

Slide 43 - Tekstslide

INET
Voorbeeld: 

Stier --> INET +400,-
Koe --> INET +200,- 

Verwachtingswaarden kalf --> Wordt verwacht ongeveer €100,- meer geld op te brengen dan haar moeder
Eiwit weegt het zwaarst!

Slide 44 - Tekstslide

NVI
De NVI combineert de index voor productie (INET) met fokwaarden
voor levensduur, vruchtbaarheid, uiergezondheid, uier, beenwerk,
geboortekenmerken en voerkosten of vleesaanzet (voor dubbeldoel koeien)

  • is gericht op een gezonde koe met een efficiënte productie en gelijkblijvende vruchtbaarheid, die een lange levensduur combineert met goed beenwerk en een functioneel exterieur

Eenheid = punten --> hoe hoger --> hoe meer het bijdraagt aan het bovengenoemde fokdoel

Slide 45 - Tekstslide

NVI
Zijn er twee van!

één voor melkkdoel --> Zwart- en roodbont basis

één voor dubbeldoel!

Slide 46 - Tekstslide

NVI

Slide 47 - Tekstslide

Fokwaarden exterieur
Uiterlijk en de bouw van de koe

eigenschappen die bijdragen aan bijvoorbeeld
een goede mobiliteit (beweging), een goede gezondheid en een grote capaciteit voor
ruwvoeropname om een hoge productie te halen

Voor het totaal exterieur bestaat er een index. Deze is weergegeven op een
schaal met 100 als gemiddelde. Een score boven de 100 is dus bovengemiddeld.

Slide 48 - Tekstslide

Fokwaarden exterieur
uier en beenwerk tellen beide voor
35% mee, frame voor 20% en type voor 10%. 

De fokwaarde voor totaal exterieur varieert in de meeste gevallen van 88 tot 112

Voor de berekening van de fokwaarden worden de
gegevens van de bedrijfsinspectie gebruikt

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Video

Welk van de onderstaande kenmerken komt terug in de INET index?
A
productiekenmerken
B
uierkenmerken
C
exterieurkenmerken
D
geboortekenmerken

Slide 51 - Quizvraag

Stierkeuze

Slide 52 - Tekstslide

Wat moet nog
Inteelt - erfelijke aandoeningen
Fokkeuzes maken
mpr

Slide 53 - Tekstslide