Les Oefenso klas 1BK bs 1 en 4

wat is een preparaat?
A
objectglaasje onder de microscoop
B
dekglaasje onder de microscoop
C
dekglaasje en objectglaasje onder de microscoop
D
oculair op de microscoop
1 / 15
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

wat is een preparaat?
A
objectglaasje onder de microscoop
B
dekglaasje onder de microscoop
C
dekglaasje en objectglaasje onder de microscoop
D
oculair op de microscoop

Slide 1 - Quizvraag

Cellen bekijken wij met een
A
Loep
B
Microscoop

Slide 2 - Quizvraag

Een vlieg bekijken wij met een
A
Loep
B
Microscoop

Slide 3 - Quizvraag

Waarvoor dient het oculair van een microscoop?
A
Hier kijk je doorheen
B
Hiermee stel je scherp
C
Hier pak je de microscoop vast
D
Hiermee regel je de hoeveelheid licht

Slide 4 - Quizvraag

Waar moet je een microscoop aan vasthouden?
A
Objectief
B
Oculair
C
Statief
D
Tubus

Slide 5 - Quizvraag

De eerste lens waar je doorheen kijkt bij de microscoop heet de tubus.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Welke vorm zie je als dit door de microscoop bekijkt?
Sleep de letter     'd.'     naar de juiste vorm.
d.

Slide 7 - Sleepvraag

Statief
Oculair
Preparaat
Hieraan pak je de microscoop vast
Bovenste lens
op een microscoop waar je door kijkt
twee glasplaatjes waartussen iets ligt dat je wilt bekijken

Slide 8 - Sleepvraag

Zet de woorden in de juiste volgorde van groot naar klein.
A
Cel – weefsel – orgaan– organenstelsel.
B
Orgaan –organenstelsel – cel – weefsel.
C
Organenstelsel – orgaan – weefsel – cel.
D
Weefsel – organenstelsel – orgaan – cel.

Slide 9 - Quizvraag

Als je een preparaat bekijkt, gebruik je dan het grootste objectief eerst?
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag


Tot welk organenstelsel behoort dit orgaan?
A
Tot het beenderstelsel.
B
Tot het bloedvatenstelsel.
C
Tot het verteringsstelsel.
D
Tot het zenuwstelsel.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een transplantatie?
A
Het overbrengen van een donororgaan naar een dokter.
B
Het overbrengen van een donororgaan naar een donor.
C
Het overbrengen van een donororgaan in een koelkist.
D
Het overbrengen van een donororgaan naar een nieuw lichaam.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is celplasma?
A
Water met opgeloste zouten.
B
Water met opgeloste stoffen.
C
Water met vitamines.
D
Water met zuurstof.

Slide 13 - Quizvraag


Een nier kan door een levend persoon als donor afgestaan worden, een lever niet.
Wat is daarvan de reden? 

Slide 14 - Open vraag


 Er wordt een preparaat bekeken met een vergroting van 400x. Het oculair heeft een vergroting van 10x. 
Welke vergroting heeft het objectief?  
Schrijf de berekening op je antwoordblad. 

Slide 15 - Open vraag