Quiz 3.1 Wetten en regels

We kennen rechten en plichten,
een voorbeeld van een recht is:
A
de vaatwasser inpakken
B
belasting betalen
C
je huiswerk maken
D
goed onderwijs
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

We kennen rechten en plichten,
een voorbeeld van een recht is:
A
de vaatwasser inpakken
B
belasting betalen
C
je huiswerk maken
D
goed onderwijs

Slide 1 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Een recht is iets dat mag
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Een plicht is iets dat moet
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Het bijwonen van de lessen van het Kei College is een voorbeeld van:
A
een recht
B
een plicht

Slide 4 - Quizvraag

We kennen rechten en plichten.
Een voorbeeld van een plicht is:
A
sporten
B
belasting betalen
C
een nieuwe iphone
D
goed onderwijs

Slide 5 - Quizvraag

een strafbaar feit is...
A
Het overtreden van de wet.
B
een dader
C
Je houden aan de regels uit het wetboek
D
een slachtoffer

Slide 6 - Quizvraag

Een misdaad is het zelfde als een misdrijf?
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Een overtreding is altijd een misdaad
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Een misdaad is altijd een overtreding?
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de taak van de officier van justitie?
A
Bewijzen dat de verdachte schuldig is.
B
Bepalen of een verdachte schuldig of onschuldig is.
C
Bepaalt de hoogte van de straf die de verdachte krijgt.
D
Bewijzen dat de verdachte onschuldig is.

Slide 10 - Quizvraag

Wie komt er in een rechtzaak op voor de belangen van de verdachte?
A
Officier van justitie
B
Rechter
C
Advocaat
D
Griffier

Slide 11 - Quizvraag

Wie bepaalt of een verdachte schuldig is?
A
Rechter
B
Advocaat
C
Verdachte
D
Officier van justitie

Slide 12 - Quizvraag

Wie bepaalt de straf die een schuldige verdachte krijgt?
A
Advocaat
B
Jury
C
Rechter
D
Officier van justitie

Slide 13 - Quizvraag

Tekst schrijven
  • Bekijk op de volgende slide de dictee-woorden.
  • Kies minstens 6 woorden.
  • Schrijf een verzonnen verhaal met die gekozen woorden.
  • Je tekst heeft minstens 200 woorden.
  • Gebruik hoofdletters.
  • Zet een punt aan het eind van een zin.
  • Zet er een titel boven.

Slide 14 - Tekstslide

Kies uit deze woorden
de criminaliteit                                                        de verdachte
de misdrijf                                                                 het pleidooi
de officier van justitie                                          de advocaat
seponeren                                                                 het vonnis
de aanklacht                                                             de rechtbank
de getuige                                                                  de vrijspraak

Slide 15 - Tekstslide

Word en Teams
  • Schrijf je tekst in Word, Arial 12
  • Lever je tekst in bij opdrachten in Team 2ane 


                                                   SUCCES!

Slide 16 - Tekstslide