3.4 vermogen en energie

vandaag: § 3.4
Nodig:
boek (dicht)
iPad
schrift + pen

lesdoelen:
Ik weet wat vermogen is
Ik weet hoe ik het vermogen bereken
Ik weet hoe ik bereken hoeveel energie een apparaat gebruikt


1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

vandaag: § 3.4
Nodig:
boek (dicht)
iPad
schrift + pen

lesdoelen:
Ik weet wat vermogen is
Ik weet hoe ik het vermogen bereken
Ik weet hoe ik bereken hoeveel energie een apparaat gebruikt


Slide 1 - Tekstslide

planning
  • opstarten
  • uitleg 
  • zelf aan het werk
  • Formatieve toets terug, korte bespreking
  • Verder werken
  • afsluiting

(5 min)
(10 min)
(15 min)
(5 min)
(10 min)
(5 min)

Slide 2 - Tekstslide

Waar denk jij aan bij het woord 'vermogen'?

Slide 3 - Woordweb

Introductie
Je hebt niet veel aan een mobiele telefoon als je hem steeds moet opladen. 
Daarom is het belangrijk dat een telefoon zo goed mogelijk omgaat met de beschikbare elektrische energie. 

Hoe zuiniger het apparaat daarmee is, hoe langer het duurt voordat de batterij weer opgeladen moet worden.

Slide 4 - Tekstslide

Het vermogen van een apparaat
Een laptop verbruikt in dezelfde tijd meer elektrische energie dan een mobiel. Je zegt dat een laptop vergeleken met een mobiel een groter vermogen heeft. 

Het vermogen geeft aan hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt. 
Hoe groter het vermogen, hoe meer elektrische energie het apparaat in één seconde ‘opslurpt’.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is vermogen?
Vermogen (P) is een grootheid: de eenheid is watt (W)
1 watt = 1 joule per seconde  (of: 1 W = 1 J/s)

de eenheid van vermogen bestaat uit de eenheden van Energie (J) en tijd (s)

Dus een apparaat met een vermogen van 1 Watt gebruikt 1 Joule per seconde.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

kleinste vermogen

grootste vermogen

Slide 8 - Sleepvraag

Voorbeeldopdracht 



gegevens: 



gevraagd: 


formule:
P = U × I 

oplossing:

 
Op een website kun je ledlampen kopen voor decoratief gebruik. 
Controleer of het vermogen van de lamp in juist is berekend. 

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 



gegevens: 
U = 12 V 
I = 220 mA = 0,22 A 

gevraagd: 
P = ? 

formule:
P = U × I

oplossing:
P = 12 V × 0,22 A  
P = 2,64 W  
Dit klopt met de waarde die op de website vermeld staat.
 
Op een website kun je ledlampen kopen voor decoratief gebruik. 
Controleer of het vermogen van de lamp in juist is berekend. 

Slide 10 - Tekstslide

Mijn laptop werkt op een spanning van 12 V. de stroomsterkte is 2 A
Hoe groot is het vermogen?
A
24 W
B
24 W
C
6 W
D
14 W

Slide 11 - Quizvraag

Hoe berekenen we de energie?
De eenheid van Vermogen (P) is Watt (W)
1 Watt = 1 Joule per seconde  (of: 1W=1J/s)

Energie meten we in Joule, als we het vermogen van een apparaat weten én we weten hoe lang het aan staat, kunnen we berekenen hoeveel energie er wordt gebruikt:

Energie = vermogen x tijd




Slide 12 - Tekstslide

Hoe berekenen we de energie?
Energie = vermogen x tijd

Voor deze energie zijn twee eenheden mogelijk: Joule en kWh. 

Slide 13 - Tekstslide

Energie in kilowattuur
De kilowattuur (kWh) is dus een eenheid van energie.

Als je een machine met een vermogen van 1 kW één uur laat werken heeft het een energie van 1 kWh verbruikt.

Slide 14 - Tekstslide

1 kW is….?
A
10 W
B
1000 W
C
100 W
D
10.000 W

Slide 15 - Quizvraag

wat is de eenheid van:
1. energie
2. vermogen
A
1. volt 2. ampère
B
1. joule 2. watt
C
1. watt 2. joule
D
1. joule 2. kilojoule

Slide 16 - Quizvraag

Een wasmachine van 1000W staat 1uur en 30min aan. Bereken het energieverbruik in kWh.
E= P x t.
A
666.7 kWh
B
1500 kWh
C
1.5 kWh
D
1.3 kWh

Slide 17 - Quizvraag

Wat vond je van de uitleg?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Aan de slag
maak de opdrachten van 3.4
Klaar? nakijken!

Slide 19 - Tekstslide

lesdoelen
Ik weet wat vermogen is
Ik weet hoe ik het vermogen bereken
Ik weet hoe ik bereken hoeveel energie een apparaat gebruikt

Slide 20 - Tekstslide

in het kort: 
Vermogen is hoeveel energie een apparaat per seconde gebruikt.

Het vermogen bereken je met P = U*I

De verbruikte energie bereken je dan met E = P*t
Dit kan in de eenheden Joule en kWh

Slide 21 - Tekstslide

Dat was het
voor vandaag! 

Slide 22 - Tekstslide