In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Opfrissen ERFELIJKHEID vwo4
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen een FENOTYPE en een GENOTYPE?
A
Het fenotype is het totale DNA in je cellen. Het genotype zijn de zichtbare uiterlijke kenmerken.
B
Het genotype zijn alle verschillende cellen. Het fenotype zijn alle verschillende genen.
C
Het fenotype zijn alle verschillende cellen. Het genotype zijn alle verschillende genen.
D
Het genotype is het totale DNA in je cellen. Het fenotype zijn de zichtbare uiterlijke kenmerken.
Slide 2 - Quizvraag
Zet in de juiste volgorde van klein naar groot:
A
cel - chromosoom - DNA - gen
B
gen - chromosoom - DNA - cel
C
gen - chromosoom -cel - DNA
D
gen - DNA - chromosoom - cel
Slide 3 - Quizvraag
Wat is een gen?
A
De informatie voor alle erfelijke eigenschappen
B
Alle zichtbare eigenschappen
C
Een deel van een chromosoom
met informatie voor één eigenschap.
D
Een chromosoom in de celkern met erfelijke informatie.
Slide 4 - Quizvraag
Zet de juiste omschrijving bij het juiste begrip.
chromosoom
gen
allel
draad van DNA met erfelijke informatie
deel van een chromosoom met erfelijke info over 1 eigenschap
uitvoering (verschijningsvorm) van een gen
Slide 5 - Sleepvraag
Zet de juiste omschrijving bij het juiste getal.
46
23
2
Zoveel exemplaren heb je van ieder gen in een lichaamscel
Zoveel chromosomen zitten in iedere lichaamscel (=autosomaal)
Zoveel chromosomen zitten in iedere geslachtscel
Slide 6 - Sleepvraag
Hoe noemen we deze afbeelding en wat is het geslacht?
A
Dit is een genenbank en het is een man
B
Dit is een karyogram en het is een man
C
Dit is een genenbank en het is een vrouw
D
Dit is een karyogram en het is een vrouw
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een juiste definitie van een dominant en/of recessief allel wanneer we praten over een genotype?
A
Dominante allelen komen alleen tot uiting als je deze 2x hebt (AA)
B
Recessieve allelen komen alleen tot uiting als je deze 2x hebt (aa)
C
Ben je heterozygoot (Aa) dan is alleen het dominante allel (A) zichtbaar in het fenotype
D
Ben je heterozygoot (Aa) dan is alleen het recessieve allel (a) zichtbaar in het fenotype
Slide 8 - Quizvraag
Geef de definitie van: 2n=40
A
Een cel is diploïd en heeft 20 verschillende chromosomen.
B
Een cel is haploïd en heeft 20 verschillende chromosomen.
C
Een cel is diploïd en heeft 40 verschillende chromosomen.
D
Een cel is haploïd en heeft 40 verschillende chromosomen.
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Stel een "Rus" konijn wordt gekruist met een "Donker geel" konijn. Alle nakomelingen zijn "Midden geel". Hoe noemen we het fenotype van deze nakomelingen?
A
een dominant fenotype
B
een recessief fenotype
C
een intermediair fenotype
D
een heterozygoot fenotype
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
De overerving is autosomaal. Korte vingers is dominant. Hoe groot is de kans (in %) dat kind(?) korte vingers zal krijgen?