Samenvattende les hfstk. 3

Hoofdstuk 3
Waarnemen
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3
Waarnemen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Wat weten jullie al? 
  • Korte samenvatting van alle paragrafen
  • Test je kennis met een quiz!
  • Vragen?

Slide 2 - Tekstslide

Waarnemen met zintuigen

Slide 3 - Woordweb

3.1 
Zintuigen en prikkels

Slide 4 - Tekstslide

Belangrijke begrippen
Prikkels
Zintuigen in de huid
Hoe reageert je lichaam op een prikkel?

Slide 5 - Tekstslide

zintuigen in de huid
  • warmtezintuig
prikkel: hogere temperaturen
  • koudezintuig
prikkel: lagere temperaturen
  • tastzintuig
prikkel: hoe voelt iets aan
  • pijnzintuig
prikkel: pijn

Slide 6 - Tekstslide

Hoe reageert je lichaam op een prikkel?
  • prikkels worden opgevangen en doorgegeven aan je hersenen.
  • zintuig zet prikkels om in berichten(impuls)
  • impuls gaan via zenuwen naar je hersenen
  • hersenen versturen weer via de zenuwen impulsen 




Slide 7 - Tekstslide

3.2 
Zien

Slide 8 - Tekstslide

Het oog
  • Wenkbrauw
  • Traanklier
  • Ooglid met wimpers
  • Pupil
  • Iris
  • Oogwit

Slide 9 - Tekstslide

Hoe werken je ogen
  • 3 lagen

  • buitenste laag: harde
       oogvlies
  • middelste laag: vaatvlies
  • binnenste laag: netvlies
  • oog is opgevuld met het
        glasachtig lichaam

Slide 10 - Tekstslide

Hoe werken je ogen
  • Hoornvlies
  • Pupil
  • Iris
  • Lens
  • Lensbandjes

Slide 11 - Tekstslide

Hoe werken je ogen
  • Gele vlek
  • Blinde vlek
  • Oogzenuw
  • Spier

Slide 12 - Tekstslide

scherp zien
    bolle lens
    voorwerp van dichtbij scherp
    platte lens: 
    voorwerp van veraf scherp

    accommoderen:
    het platter en boller maken van de ooglens


    Slide 13 - Tekstslide

    3.3 
    Horen

    Slide 14 - Tekstslide

    Het oor
    • Oorschelp
    • Oorsmeerkliertjes
    • Gehoorgang
    • Trommelvlies
    • Trommelholte
    • Gehoorbeentjes
    • Slakkenhuis 
    • Gehoorzenuw
    • Buis van eustachius

    Slide 15 - Tekstslide

    Slakkenhuis 

    • gehoorbeentjes geven de trillingen door aan  het slakkenhuis
    • het slakkenhuis is gevuld met vloeistof, de trillingen worden in het slakkenhuis omgezet in vloeistoftrillingen.
    • in het slakkenhuis zitten zintuigcellen met haartjes, die bewegen mee met de trillingen
    • verschillende zintuigcellen:
         lage en hoge tonen
    • in de zintuigcellen ontstaan impulsen
    • impulsen gaan via gehoorzenuw naar de                        hersenen
    • in je hersenen word je je bewust van welk geluid je hoort
    • het slakkenhuis en de gehoorzenuw horen bij het binnenoor

    Slide 16 - Tekstslide

    Welke geluiden kun je horen?

    • lage toon - 
    lucht trilt minder vaak per seconde dan bij een hoge toon

    • Hertz = aantal trillingen per seconde


    • mens - laagste toon = 20 Hertz=onderste

                                                              gehoorgrens

           - hoogste toon = 20000 Hertz=  

                                                  bovenste gehoorgrens

    • gebied tussen beide gehoorgrenzen = gehoorbereik


    Slide 17 - Tekstslide

    3.4
    Ruiken en proeven

    Slide 18 - Tekstslide

    Hoe ruik je?
    - ruiken doe je met je reukzintuig
    - reukzintuig bovenin je neusholte
    - reukzintuig is een deel van je 
       neusslijmvlies
    - neusslijmvlies houdt je neusholte 
      vochtig
    - geurstoffen - reukzintuig - reukzenuwen - impulsen - hersenen - je ruikt de geur

    Slide 19 - Tekstslide

    Waardoor kun je verschillende geuren onderscheiden?
    reukzintuig kan wel duizend verschillende typen zintuigcellen bevatten.

    ieder reukzintuigcel heeft een andere vorm aan de onderkant (receptor) waar de geur aan vast hecht.

    elk soort geurdeeltje past op een bepaalde receptor

    Slide 20 - Tekstslide

    Waardoor proef je je eten?
    - oppervlak van je tong is ruw
    - uitsteeksels heten smaakpapillen
    - in voedsel zitten smaakstoffen
    - smaakstoffen zijn de prikkels voor 
       de smaakzintuigen
    - tong gevoelig voor 5 smaken:
       zoet, zout, zuur, bitter en umami
    - iedere smaak heeft zijn eigen 
      gebied

    Slide 21 - Tekstslide

    Smaakzintuig
    - verschil van bv zoete smaak komt
       doordat je het ook ruikt 
    - je ruikt eten doordat er 
      geurstoffen in je neusholte komen
    - via de keelholte gaan de 
      geurstoffen naar je neus
    - bij het proeven van eten werken 
      reuk(neus) en smaak(tong) samen

    Slide 22 - Tekstslide

    Test je kennis!

    Slide 23 - Tekstslide

    Hoeveel zintuigen heeft de mens?
    A
    5
    B
    4
    C
    3
    D
    6

    Slide 24 - Quizvraag

    Hoe heet onderdeel 1
    A
    oogspier
    B
    oogzenuw

    Slide 25 - Quizvraag

    Alles wat binnenin je oog ligt krijgt bescherming door?
    A
    Het vaatvlies
    B
    Het netvlies
    C
    De lens
    D
    Het harde oogvlies

    Slide 26 - Quizvraag

    Welk onderdeel van ons reukzintuig vangt geurdeeltjes op?
    A
    Receptor
    B
    Neusslijmvlies

    Slide 27 - Quizvraag

    Hoe heet onderdeel 11?
    A
    Buis van Eustachius
    B
    Gehoorzenuw

    Slide 28 - Quizvraag

    Wat vormt samen het binnenoor?
    A
    Het slakkenhuis en de buis van Eustachius
    B
    Het slakkenhuis en de gehoorzenuw
    C
    Het slakkenhuis en het evenwichtsorgaan

    Slide 29 - Quizvraag

    Welke onderdelen geven geluidstrillingen door aan het slakkenhuis?
    A
    Trommelvlies
    B
    Gehoorbeentjes
    C
    Gehoorgang

    Slide 30 - Quizvraag

    In de tekening zie je een deel van het gezicht van een mens. Op welke plaats zit de traanklier?
    A
    1
    B
    2
    C
    3
    D
    4

    Slide 31 - Quizvraag

    Waardoor kun je scherp zien?
    A
    Doordat er een beeld op het netvlies ontstaat.
    B
    Doordat de vorm van het netvlies verandert.
    C
    Doordat het beeld op het netvlies wordt omgedraaid.
    D
    Doordat de bolvorm van de ooglens verandert.

    Slide 32 - Quizvraag

    Hoe heten de uitsteeksels op de oppervlakte van je tong?
    A
    Smaakpapillen
    B
    Smaakzenuwen

    Slide 33 - Quizvraag

    Wat smaakt lekker?
    A
    Hamburger
    B
    Honing
    C
    Spruitjes
    D
    Drop

    Slide 34 - Quizvraag

    Hebben jullie nog vragen?

    Slide 35 - Tekstslide