3.1. t/m 3.3.(3M) Kleidung, Farben,Imperativ

Programm
Lernziele
Wortschatz: Farben + Klamotten
  • Erklärung
  • Üben

Imperativ bilden:

Üben
  • Arbeitsblatt
  • Wörterliste
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programm
Lernziele
Wortschatz: Farben + Klamotten
  • Erklärung
  • Üben

Imperativ bilden:

Üben
  • Arbeitsblatt
  • Wörterliste

Slide 1 - Tekstslide

Rückblick
Was haben wir letztes Mal gemacht oder gelernt?


Slide 2 - Tekstslide

Lernziele/Lernfrage
  • Welche Farben gibt es auf Deutsch?
  • Wie heißen meine Klamotten auf Deutsch?
  • Wie bildet man den Imperativ?

Slide 3 - Tekstslide


Teil 1: Wortschatz 

Slide 4 - Tekstslide

Kleidung und Farben

Slide 5 - Tekstslide

Sleep de Duitse woorden naar de juiste kleuren.
timer
0:20
gelb
blau
schwarz
grau
rot
grün
weiß
orange
pink
braun

Slide 6 - Sleepvraag

Beschreibe deinen Pullover:
Mein Pullover ist....
(Schrijf de hele zin op.)

Slide 7 - Open vraag

Beschreibe deine Hose:
Meine Hose ist....
(Schrijf de hele zin op.)

Slide 8 - Open vraag

Sleep de woorden naar de juiste afbeelding
das
der
das
die
die
die Mütze
die Stiefel
die Brille
das Kleid
das T-Shirt

Slide 9 - Sleepvraag

Je vraagt in de winkel de verkooper hoeveel de spijkerbroek kost:
A
Entschuldigung, wie viel kostet der Jeansrok?
B
Entschuldigung, kann ich bar bezahlen?
C
Sorry, wie viel kostet die Jeanshose?
D
Entschuldigung, wie viel kostet die Jeanshose?

Slide 10 - Quizvraag

die
der
der
der
die
der Ring
der Rock
die Jacke
der Turnschuh
die Hose

Slide 11 - Sleepvraag

Je hebt net gevraagd of je in de winkel contant kan betalen. De verkoopmedwerker zegt dat dit kan:
A
Sie können leider nur mit Karte bezahlen.
B
Bar bezahlen ist nicht möglich.
C
Nemen Sie doch den Kassenbon mit.
D
Natürlich können Sie bar bezahlen.

Slide 12 - Quizvraag

die
der
die
die
die
die Socken
die Jeans
die Ohrringe
die Kette
der Pullover

Slide 13 - Sleepvraag

Welche Farbe
hat der Gürtel?

Slide 14 - Open vraag

Welche Farbe hat Jacke?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

du-vorm:
_____ (leben) dein Leben!
In welke volgorde pak je dit aan?
A
1.) Bepaal du/ihr of Sie-vorm 2.) vervoeg het werkwoord 3.) Haal als nodig -t/-st weg 4.) Pas woordvolgorde in de zin aan.
B
1.) Bepaal du/ihr of Sie-vorm 2.) Haal als nodig -t/-st weg 3.) Pas woordvolgorde in de zin aan.
C
1.) vervoeg het werkwoord 2.) Haal als nodig -t/-st weg 3.) Pas woordvolgorde in de zin aan.
D
1.) vervoeg het werkwoord 2.) Haal als nodig -t/-st weg 3.) Pas woordvolgorde in de zin aan 4.) Bepaal du/ihr of Sie-vorm

Slide 19 - Quizvraag

Schrijf stap voor stap op hoe je de Imperativ toepast voor deze zin. Gebruik de du-vorm
__________(sagen) es ihr morgen!

1.) Welke vorm?
2.) Vervoegen van het werkwoord
3.) -st/t eraf of niet?
4.) Woordvolgorde in de zin

Slide 20 - Open vraag

Schrijf stap voor stap op hoe je de Imperativ toepast voor deze zin. Gebruik de du-vorm
__________(schreiben) die Email!

1.) Welke vorm?
2.) Vervoegen van het werkwoord
3.) -st/t eraf of niet?
4.) Woordvolgorde in de zin

Slide 21 - Open vraag

Sie-vorm
_______(tragen) meinen Rucksack!
(Schrijf de hele zin op.)

Slide 22 - Open vraag

du-vorm
______(machen) die Hausaufgabe!
(Schrijf de hele zin op)

Slide 23 - Open vraag

ihr-vorm
______(machen) die Hausaufgabe!
(Schrijf de hele zin op)

Slide 24 - Open vraag

Ich verstehe den Imperativ
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Übe weiter mit dem Woortrainer 3.1. bis 3.4.

Slide 26 - Tekstslide

Gut gemacht!

Slide 27 - Tekstslide

Der Imperativ 

Slide 28 - Tekstslide