woordenboekles

Comment utiliser un dictionnaire?
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Comment utiliser un dictionnaire?

Slide 1 - Tekstslide

PROGRAMME
Woordenboekstrategieën
Lezen

Slide 2 - Tekstslide

Hoe gebruik je een woordenboek?

  1. De woorden staan op alfabetische volgorde. Het alfabet staat op de achterkant en aan de kleurtjes op de zijkant kan je zien waar de letter begint.
  2. Gebruik de gidswoorden boven aan. Deze geven het 1e woord en het laatste woord van die pagina aan en helpen je beter zoeken naar het woord. 
  3. Bedenk welke vertaling het meest logisch in de zin is.
  4. Zoek naar de stam van het woord!

Slide 3 - Tekstslide

1
2
3
4
5
6
7
8
9
ampoule
annonce
annulaire
anticiper
apaiser
apparaître
apparent
appuyer
aptitude

Slide 4 - Sleepvraag

Stam van het woord

Il faisait trop froid dehors                         >   stam = 
Elle a aimé son nouveau portable          >   stam = 
Elle était très fatiguée.                               >   stam = 
Tués par les produits toxiques                 >   stam = 
Cette organisation lutte contre...             >   stam = 
Il travaille lentement.                                  >   stam =


Slide 5 - Tekstslide

Stam van het woord

Il faisait trop froid dehors                         >   stam = faire
Elle avait aimé son nouveau portable  >   stam = avoir + aimer
Elle était très fatiguée.                              >   stam = être
Tués par les produits toxiques                >   stam = tuer
Cette organisation lutte contre...            >   stam = lutter
Il travaille lentement.                                 >   stam = lent

Slide 6 - Tekstslide

Devine le mot 
Het raden van een woord is ook een vaardigheid die je kunt ontwikkelen. Zo hoef je niet elke keer het woordenboek erbij te pakken.  
Je kan de betekenis soms uit een zin halen, het woord kan op het Nederlands lijken of misschien herken je al een deel van het woord. 

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de stam van het volgende woord en wat betekent het:
soignent

Slide 8 - Open vraag

Wat is de stam van het volgende woord en wat betekent het:
il vivait

Slide 9 - Open vraag

Wat is de stam van het volgende woord en wat betekent het:
sûrement

Slide 10 - Open vraag

Wat is de stam van het volgende woord en wat betekent het:
mené

Slide 11 - Open vraag

Wat is de stam van het volgende woord en wat betekent het:
pauvres

Slide 12 - Open vraag

Woordenboek

  • Bekijk eerst of je de betekenis kunt raden door de andere woorden.

  • Bekijk of het woord op een ander woord lijkt.
  • Zoek het basiswoord. (lent ipv lentement, rapide ipv rapidement)
  • Let op :Er staan vaak meerdere betekenissen. 
  • Oefen met het woordenboek dat je op je examen gaat gebruiken.

Slide 13 - Tekstslide

Devinettes
Welke oplossing hoort bij welk raadsel?
Let op: je houdt één (foute) oplossing over.
a une grenouille
b un lit
c un parapluie
d un timbre
e la pêche

Slide 14 - Tekstslide