9 februari 2021 (1)

Today


1. Uitleg (herhaling): conjunctions
2. Oefenen: conjunctions 
3. Work!
4. Rounding off. 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Today


1. Uitleg (herhaling): conjunctions
2. Oefenen: conjunctions 
3. Work!
4. Rounding off. 

Slide 1 - Tekstslide


1. Je weet wat voegwoorden zijn.
2. Je kunt het juiste voegwoord in een zin plaatsen.
3. Je weet waarom het belangrijk is om voegwoorden te gebruiken. 

Slide 2 - Tekstslide

Conjunctions - Voegwoorden
Als je delen van zinnen met elkaar wil verbinden dan gebruik je voegwoorden.

Ze drukken ook een bepaalde relatie (wat die 2 delen met elkaar te maken hebben) tussen die delen van zinnen uit, bijvoorbeeld een gevolg of een tegenstelling.

Slide 3 - Tekstslide

soorten conjunctions
  • Je geeft uitleg (reden / oorzaak)
  • Je noemt een gevolg / resultaat
  • Je geeft een keuzemogelijkheid aan
  • Je geeft een tegenstelling aan / maakt een vergelijking
  • Je verbind tijd aan 

Slide 4 - Tekstslide

reden/ oorzaak
  • because (omdat): I'm late because I missed the bus.
  • because of (vanwege): Jamie is sad because of the fight with his parents.
  • as (omdat): As it was raining, my trousers were wet when I arrived.
  • since (want): I am staying home, since it is raining.

Slide 5 - Tekstslide

gevolg
  • so (dus): He is busy so he's not coming to the party.
  • so that (zodat): I went to my room so that I could do my homework.
  • when (als):  The exercises are easy when you are paying attention
  • if (als): If you don't pay attention you will not understand the grammar.

Slide 6 - Tekstslide

Keuze
  •  or (of): We should choose this one or the other.


Slide 7 - Tekstslide

tegenstelling/ vergelijking
  • but (maar): I like rap but she likes metal.
  • however (aan de andere kant): I love spaghetti. Jane, however, does not.
  • although (hoewel): Although he's good at English, she failed the test.
  • though (maar): We ate at that restaurant, though I didn't like it.
  • despite (ondanks): Despite their fight, they still love each other.

Slide 8 - Tekstslide

tijd

as soon as (zodra):  I'll call you as soon as I get home.
until (tot, totdat) : Please don' t start the film until I get there. 
When (wanneer / toen): He was surprised when he opened the gift. 

Slide 9 - Tekstslide

if/when
Er zijn twee manieren om 'als' te vertalen: if en when.

1. When> Als het zeker is dat iets gaat gebeuren:
  • - When you're done with the dishes, you can start your homework.
  • - Call me when you're finished.

2. If> Als het niet zeker is dat iets gaat gebeuren:
  • - If you need any help, you can call me.

Slide 10 - Tekstslide

I like sugar in my tea, ______I don't like milk in it.
A
but
B
or
C
so

Slide 11 - Quizvraag

Mrs. Connolly stopped talking … she realised we weren’t paying attention.

A
so
B
but
C
however
D
when

Slide 12 - Quizvraag

I think that boy was a boy scout, ... at least he behaved like one.
A
so
B
though
C
or

Slide 13 - Quizvraag

… Steven told us he wasn’t watching TV, we could hear the noise of a television in the background.
A
because
B
although
C
however
D
since

Slide 14 - Quizvraag

Alright then, I will pick up the phone … I don’t think it’s anyone I know.
A
but
B
so
C
since
D
as

Slide 15 - Quizvraag

The sun was shining. …, just as we left the house, a dreadful headwind blew up.
A
however
B
since
C
because
D
although

Slide 16 - Quizvraag

I knew it was a crazy idea … I went through with it anyway.

Slide 17 - Open vraag

Dr. Geart looked rather tired, … I promised to pick her up this afternoon.

Slide 18 - Open vraag

Taylor and Dave started singing ... they thought it was a funny way to irritate me.

Slide 19 - Open vraag

Work!
Unit 4:
Lesson 4: exc. 36A, 36B, 37

Slide 20 - Tekstslide

Ik weet wat voegwoorden zijn en hoe ik deze in het Engels moet gebruiken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll