In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Today
1. Uitleg (herhaling): conjunctions
2. Oefenen: conjunctions
3. Work!
4. Rounding off.
Slide 1 - Tekstslide
1. Je weet wat voegwoorden zijn.
2. Je kunt het juiste voegwoord in een zin plaatsen.
3. Je weet waarom het belangrijk is om voegwoorden te gebruiken.
Slide 2 - Tekstslide
Conjunctions - Voegwoorden
Als je delen van zinnen met elkaar wil verbinden dan gebruik je voegwoorden.
Ze drukken ook een bepaalde relatie (wat die 2 delen met elkaar te maken hebben) tussen die delen van zinnen uit, bijvoorbeeld een gevolg of een tegenstelling.
Slide 3 - Tekstslide
soorten conjunctions
Je geeft uitleg (reden / oorzaak)
Je noemt een gevolg / resultaat
Je geeft een keuzemogelijkheid aan
Je geeft een tegenstelling aan / maakt een vergelijking
Je verbind tijd aan
Slide 4 - Tekstslide
reden/ oorzaak
because (omdat): I'm late because I missed the bus.
because of (vanwege): Jamie is sad because of the fight with his parents.
as (omdat): As it was raining, my trousers were wet when I arrived.
since (want): I am staying home, since it is raining.
Slide 5 - Tekstslide
gevolg
so (dus): He is busy so he's not coming to the party.
so that (zodat): I went to my room so that I could do my homework.
when (als): The exercises are easy when you are paying attention
if (als): If you don't pay attention you will not understand the grammar.
Slide 6 - Tekstslide
Keuze
or (of): We should choose this one or the other.
Slide 7 - Tekstslide
tegenstelling/ vergelijking
but (maar): I like rap but she likes metal.
however (aan de andere kant): I love spaghetti. Jane, however, does not.
although (hoewel): Although he's good at English, she failed the test.
though (maar): We ate at that restaurant, though I didn't like it.
despite (ondanks): Despite their fight, they still love each other.
Slide 8 - Tekstslide
tijd
as soon as (zodra): I'll call you as soon as I get home.
until (tot, totdat) : Please don' t start the film until I get there.
When (wanneer / toen): He was surprised when he opened the gift.
Slide 9 - Tekstslide
if/when
Er zijn twee manieren om 'als' te vertalen: if en when.
1. When> Als het zeker is dat iets gaat gebeuren:
- When you're done with the dishes, you can start your homework.
- Call me when you're finished.
2. If> Als het niet zeker is dat iets gaat gebeuren:
- If you need any help, you can call me.
Slide 10 - Tekstslide
I like sugar in my tea, ______I don't like milk in it.
A
but
B
or
C
so
Slide 11 - Quizvraag
Mrs. Connolly stopped talking … she realised we weren’t paying attention.
A
so
B
but
C
however
D
when
Slide 12 - Quizvraag
I think that boy was a boy scout, ... at least he behaved like one.
A
so
B
though
C
or
Slide 13 - Quizvraag
… Steven told us he wasn’t watching TV, we could hear the noise of a television in the background.
A
because
B
although
C
however
D
since
Slide 14 - Quizvraag
Alright then, I will pick up the phone … I don’t think it’s anyone I know.
A
but
B
so
C
since
D
as
Slide 15 - Quizvraag
The sun was shining. …, just as we left the house, a dreadful headwind blew up.
A
however
B
since
C
because
D
although
Slide 16 - Quizvraag
I knew it was a crazy idea … I went through with it anyway.
Slide 17 - Open vraag
Dr. Geart looked rather tired, … I promised to pick her up this afternoon.
Slide 18 - Open vraag
Taylor and Dave started singing ... they thought it was a funny way to irritate me.
Slide 19 - Open vraag
Work!
Unit 4:
Lesson 4: exc. 36A, 36B, 37
Slide 20 - Tekstslide
Ik weet wat voegwoorden zijn en hoe ik deze in het Engels moet gebruiken.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.