Question tags

Question tags
Question Tags..... 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Question tags
Question Tags..... 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar : Question tags
Question tags

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Question Tags
Hoe maak je een 'Question Tag'? 
De regel: 
 
Bevestigende zin (+), ontkennende   'Question Tag' (-)
ontkennende zin (-), bevestigende 'Question Tag' (+)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Question tags

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak de zin af met een question tag:

He is in trouble, .......

A
is he?
B
isn't he?

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt de question tag?

Pete is sick,............?
A
is he
B
isn't he
C
is Pete
D
isn't Pete

Slide 6 - Quizvraag

Het werkwoord in de zin ( gedeelte voor de komma) staat zonder not. Dan moet dit werkwoord in tag met not.

Pete is een naam en die mag niet in de tag voorkomen. Pete is een he.
Question tags.
She is 35, .............. ?
A
is she
B
isn't she
C
does she
D
doesn't she

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Question Tags

Pete and I are sick, ...?
A
are we
B
aren't we

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de zin af met een question tag

Blackbeard's beard is black, ...
A
is it?
B
is it not?
C
isn't it?

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Question Tags

These women are independent, ...?
A
are they
B
aren't they
C
are she
D
aren't she

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt de question tag?
It is cold, ...
A
isn't it?
B
is it?

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt de question tag?
I'm going with you,............?
A
am I?
B
aren't I?

Slide 12 - Quizvraag

Het werkwoord in de zin ( gedeelte voor de komma) staat zonder not. Dan moet dit werkwoord in tag met not.

Pete is een naam en die mag niet in de tag voorkomen. Pete is een he.
Question tags
She won't be there, ____?
A
will she?
B
won't she?

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt de question tag?
She plays football.........?
A
doesn't she?
B
does she?

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Question Tags
Welke zin is correct?
A
Tom is very strong, is he?
B
Tom is very strong, isn't he?

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Question tags
She sings beautifully,____?

A
don' t she
B
doesn't she?
C
didn't she

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Question tags

You have never been in Paris,_____?
A
haven't you
B
do you?
C
didn't you?
D
have you?

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Question tags.
The man watched tv, ............. ?
A
don't he?
B
doesn't he?
C
did he?
D
didn't he?

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Question tags.
Sue can't dance, ................ ?
A
can't she?
B
can she?
C
doesn't she?
D
does she?

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt de question tag?
She was late,..........?
A
was she?
B
wasn't she?

Slide 20 - Quizvraag

Het werkwoord in de zin ( gedeelte voor de komma) staat zonder not. Dan moet dit werkwoord in tag met not.
Kies de juiste question tag:
JFK airport wasn't closed,
timer
0:20
A
has it?
B
does it?
C
was it?
D
wasn't it?

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Question tags.
We should visit Dina, .............?
A
shouldn't she
B
shouldn't we?
C
Should we
D
should they

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Question tags. 'She will come tonight,..........?'
A
will she
B
will not she
C
won't she

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste 'question tag':
You did your homework, ... ?
A
didn't you?
B
did you?
C
do you?
D
don't you?

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies