3.1 fictie

Hoofdpersonen en bijfiguren
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdpersonen en bijfiguren

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen: 
Aan het einde van de les kun je benoemen wat bedoeld wordt met: 
de hoofdpersoon maakt een karakterontwikkeling door 

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog over de hoofdpersoon van een boek? Hoe weet je wie de hoofdpersoon is?

Slide 3 - Open vraag

De hoofdpersoon:

- je weet hoe hij/zij eruit ziet
- je weet wat hij/zij denkt of voelt
- hij/zij komt het meest voor in het verhaal 

Slide 4 - Tekstslide

Wat zegt het woord
'karakter'
je?

Slide 5 - Woordweb

Een karakter is:
"het geheel van persoonskenmerken, die zowel erfelijk zijn bepaald, als aangeleerd." 
Daarmee wordt eigenlijk bedoeld: hoe je doet en hoe je bent. En hoe je dit geworden bent, komt door hoe je ouders zijn (erfelijk) en hoe je opvoeding is (aangeleerd). 
En ik denk stiekem ook gewoon nog iets wat helemaal van jou is. 

Slide 6 - Tekstslide

timer
1:00
Wat betekent het woord
ontwikkeling? Je mag het opzoeken, je krijgt 1 minuut...

Slide 7 - Woordweb

En als je deze twee aan elkaar plakt, krijg je: 
karakterontwikkeling. 
Een hoofdpersoon maakt altijd een karakterontwikkeling door. 
Daarmee wordt bedoeld dat ze iets meemaken, waardoor ze veranderen van karakter.

Bijvoorbeeld: een meisje begint heel verlegen, maar wordt in het verhaal gedwongen om iets stoers te doen - daarna is zij nooit meer zo verlegen als in het begin van het boek.

Slide 8 - Tekstslide

Maken: 
Hoofdstuk 3

3.1 Fictie 
Opdracht 1 t/m 5


timer
20:00

Slide 9 - Tekstslide

Wat weet je nu over de karakterontwikkeling van een hoofdpersoon?

Slide 10 - Open vraag