Dienstverlenende werkzaamheden : 8 Veilig handelen alle theorie kort herhalen

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Inleiding
Veiligheid begint bij jou als werknemer. Je kunt op drie manieren meehelpen de veiligheid te bewaken. 
In de eerste plaats door zelf veilig gedrag te vertonen. 
In de tweede plaats door in de gaten te houden of je onveilige situaties tegenkomt. 
In de derde plaats door te weten wat je moet doen, als er toch iets misgaat.
Voorkomen is altijd beter, maar er kan natuurlijk altijd wat gebeuren.

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeelden van onveilige situaties
- Je werkt bij een klant thuis en er ontstaat brand
- Je werkt op een kinderdagverblijf en een peuter valt hard op zijn hoofd
- Je werkt bij een sportschool en er komt een agressieve klant aan de balie
- Je werkt als beveiliger bij een evenement en het pand moet ontruimd worden
- Je helpt in de kantine en er ontstaat kortsluiting



Slide 3 - Tekstslide

Actie bij een ongeluk
Is er een ongeluk gebeurd en is er iemand gewond? Kom dan zelf in actie.

1. Voordat je ook maar iets doet, zorg eerst voor je eigen veiligheid. Let er ook op dat anderen veilig zijn.
2. Dan richt je je op het slachtoffer. Ga na wat er is gebeurd of wat iemand mankeert. Controleer de ademhaling van het slachtoffer. Dit is belangrijk als je later informatie aan een dokter of aan een andere deskundige moet geven.
3. Stel het slachtoffer gerust. Blijf bij het slachtoffer en laat anderen deskundige hulp halen. Jij moet het slachtoffer helpen om over de eerste schrik heen te komen. Praat rustig en overtuigend en blijf vriendelijk.
4. Zorg voor deskundige hulp. Let op! Als jij degene bent die het slachtoffer geruststelt, laat een ander dan een arts of ambulance bellen. Ben jij degene die moet zorgen voor hulp, bel dan 112.



Slide 4 - Tekstslide

Welke dingen moet je doorgeven als je het alarmnummer 112 belt?

Slide 5 - Woordweb

Vijf dingen die je moet doorgeven als het alarmnummer 112 belt
1. Je naam
2. De plaats en het adres van het ongeluk
3. Wat er is gebeurd
4. Het aantal slachtoffers
5. Wat het slachtoffer mankeert

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Woordweb

Veilig werken met elektriciteit
Elektriciteit (of stroom) vind je overal om je heen. De koelkast, lampen en jouw computer werken allemaal op elektriciteit. Als iemand rechtstreeks in aanraking komt met elektriciteit krijgt hij een schok (stroomstoot). Een ander gevaar is kortsluiting. Dat betekent dat verschillende energiestromen met elkaar in contact komen. Hierdoor kan brand ontstaan.

Slide 8 - Tekstslide

Een elektriciteitsongeval kan verschillende gevolgen hebben
  • Bewusteloosheid
  • Stilstand van de bloedsomloop en ademhaling
  • Brandwonden
  • Schade aan spieren en weefsels 

Slide 9 - Tekstslide

De meeste ongelukken met elektriciteit worden veroorzaakt door ..........
A
Menselijke fouten
B
De natuur
C
Technische fouten

Slide 10 - Quizvraag

Menselijke fouten
De meeste ongelukken met elektriciteit worden veroorzaakt door menselijke fouten. Let daarom goed op als je elektrische apparaten gebruikt. Het is daarnaast veiliger om ‘geaarde’ wandcontactdozen te gebruiken. Het voordeel hiervan is dat een aangesloten apparaat niet onder stroom komt te staan.

Slide 11 - Tekstslide

Waar zie je een 'geaard' stopcontact ?
A
B

Slide 12 - Quizvraag

Tips
- Pas op met water in de buurt van elektrische apparaten en wandcontactdozen. Water kan kortsluiting veroorzaken. Ga niet met natte handen een stekker in het stopcontact steken.

- Werk niet met kapotte elektriciteitskabels. Dan kan er kortsluiting ontstaan.

Slide 13 - Tekstslide

Acties bij een elektrische schok
  1. kan je contact tussen slachtoffer en de elektriciteit niet verbreken bel 112!
  2. raak nooit het slachtoffer en/of geleidende materialen tegelijk aan!
  3. haal de stekker uit het stopcontact! (noodknop van een apparaat indrukken indien aanwezig!)
  4. schakel de hoofdschakelaar uit
  5. verbreek de verbinding tussen het slachtoffer en de stroombron:
  6. trek de slachtoffer bij zijn kleren met beide handen weg (maak geen contact met zijn lichaam en vloeistoffen/materialen)
  7. lukt het niet om de slachtoffer weg te trekken, druk met jouw knie in zijn knieholte !
  8. lukt stapt voor 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Geleiden of isoleren?
Sommige materialen geven stroom goed door. Dit zijn geleiders. Goede geleiders zijn vaak van metaal. 

Sommige materialen geven stroom juist niet goed door. Dit zijn isolatoren. Goede isolatoren zijn kunststof, rubber en glas. 

Slide 18 - Tekstslide

Geleiders
Sommige materialen laten elektriciteit door. Zo'n materiaal noemen we een geleider.  De elektronen kunnen makkelijk door de stof bewegen. Alle metalen zijn goede geleiders. Veel gebruikte geleiders zijn koper, ijzer, tin en staal. Maar ook andere metalen zoals aluminium, zilver, goud en kwik geleiden elektriciteit goed. De grijze vulling van je potlood is van grafiet gemaakt. Grafiet geleidt elektriciteit ook erg goed.

Geleiders laten elektriciteit goed door

Slide 19 - Tekstslide

Een geleider geeft de stroom goed door
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Een voorbeeld van een geleider is
A
Kopje
B
Metalen lepel
C
Bord
D
Glas

Slide 21 - Quizvraag

VRAGEN?

Slide 22 - Tekstslide