De elektronen bewegen van de spanningsbron, door de stroomdraden van de stroomkring weer terug naar de spanningsbron.
De elektronen hebben een bepaalde snelheid. De snelheid waarmee de elektronen bewegen noemen we de spanning.
Elektronen zijn allemaal negatief en ze duwen elkaar weg. Is het spanningsverschil groot dan zijn er veel elektronen die duwen. Het elektron dat weggeduwd wordt heeft daardoor een grote snelheid.