De schrijver wil informatie geven over iets of nieuws geven.
Artikel in krant, nieuwsbericht, verslag
Instrueren
De schrijver wil uitleg geven over iets.
Recept, gebruiksaanwijzing.
Mening geven
De schrijver wil een of meer meningen laten zien, mening vormen
Artikel in krant of tijdschrift
Overtuigen
De schrijver wil de lezer overtuigen. Dus als hij vóór is, wil hij dat de lezer dat ook is na het lezen van de tekst.
Beoordeling, betoog, recensie, blog, column
Amuseren
De schrijver wil de lezer amuseren (vermaken) of gevoelens oproepen.
Verhaal, gedicht, blog, strip
Activeren
De schrijver wil de lezer aansporen iets te doen. (Goed doel bijvoorbeeld)
Advertentie, flyer, poster
Slide 9 - Tekstslide
Welk tekstdoel past bij een advertentie voor een goed doel? (De schrijver wil dat je gaat doneren)
A
Informeren
B
Instrueren
C
Activeren
D
Amuseren
Slide 10 - Quizvraag
Welk tekstdoel past bij een artikel dat in de krant staat? Het artikel gaat over de opening van een nieuwe winkel.
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
Activeren
Slide 11 - Quizvraag
Leesstrategieën
Globaal;
Intensief;
Zoekend.
Slide 12 - Tekstslide
Leesstrategieën
Globaal lezen:
Kijk naar de titel, tussenkopjes, plaatjes en de bron van de tekst.
Daarna lees je de inleiding, kernzinnen van alinea's en het slot.
Slide 13 - Tekstslide
Leesstrategieën
Intensief lezen:
Je leest de hele tekst.
Je let op details.
Probeer te begrijpen wat er in de tekst staat.
Slide 14 - Tekstslide
Leesstrategieën
Zoekend lezen:
Zoek naar trefwoorden.
Zoek gericht naar informatie in de tekst.
Slide 15 - Tekstslide
Functie van een afbeelding
Trekken van aandacht.
Voegt nieuwe informatie toe.
Nodig om de tekst beter te begrijpen.
Slide 16 - Tekstslide
Indeling van een tekst
Titel Inleiding MIddenstuk - kern van de tekst Slot
Slide 17 - Tekstslide
Functies van de inleiding
Inleiding
Onderwerp van de tekst introduceren.
Aandacht trekken.
Slide 18 - Tekstslide
Inleiding - verschillende manieren
De schrijver probeert in de inleiding het onderwerp te introduceren en om de aandacht van de lezer trekken.
Hoe kan een schrijver dat doen?
Onderwerp noemen, belangrijke vraag stellen, anekdote vertellen (leuk verhaaltje) of een persoonlijke ervaring vertellen. Ook kan de schrijver bijvoorbeeld de aanleiding noemen. Dus: waarom schrijft hij deze tekst eigenlijk?
Slide 19 - Tekstslide
Functies van het slot
Let op: hoofdgedachte van de tekst staat vaak in het slot.
Conclusie geven.
Samenvatting geven van de tekst.
Advies geven.
Waarschuwing geven.
Oproep doen.
Slide 20 - Tekstslide
Signaalwoorden
Het is handig om de signaalwoorden uit je hoofd te leren.
Je herkent dan de verbanden van de tekst.
Slide 21 - Tekstslide
Signaalwoorden
Slide 22 - Tekstslide
Verwijswoorden
Verbanden tussen woorden en zinnen kunnen ook aangegeven worden met verwijswoorden.
Hij, ze, hem, haar, het, deze, die, dat, dit, wat.