Kader 3 - 2.5 recap grammar

Herhaling grammar
paragraaf 2.2 - 2.5
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Herhaling grammar
paragraaf 2.2 - 2.5

Slide 1 - Tekstslide

Kies de juiste vorm in de zin:
We ........ home pretty late last week.
A
arrived
B
have arrived

Slide 2 - Quizvraag

Kies de juiste vorm in de zin:
She ......... in Gemert for half a year.
A
was
B
has been

Slide 3 - Quizvraag

Kies de juiste vorm in de zin:
I ......... a police car this morning.
A
saw
B
have seen

Slide 4 - Quizvraag

Kies de juiste vorm in de zin:
They ......... the dog yesterday.
A
walked
B
have walked

Slide 5 - Quizvraag

Kies de juiste vorm voor deze zin:
........ the football match Saturday?
A
Did they watch ...
B
Have they seen ...

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste vorm voor deze zin:
..... about the spider with 6 legs?
A
Did you hear .....
B
Have you heard .....

Slide 7 - Quizvraag

Kies de juiste vorm voor deze zin:
He ..... his suitcase, because he arrived two hours ago.
A
didn't / did not unpack
B
hasn't / has not unpacked

Slide 8 - Quizvraag

Kies de juiste vorm voor deze zin:
I have known about the problems for months, but I .......... a solution yet.
A
didn't / did not find
B
haven't / have not found

Slide 9 - Quizvraag

Vul het juiste voegwoord hier in:
We like school, ...... we don't like homework.
A
but
B
because
C
and
D
until

Slide 10 - Quizvraag

Vul het juiste voegwoord hier in:
She didn't speak, ...... she was doing her homework.
A
but
B
because
C
and
D
until

Slide 11 - Quizvraag

Vul het juiste voegwoord hier in:
Don't go anywhere ..... I get back
A
but
B
because
C
and
D
until

Slide 12 - Quizvraag

Vul het juiste voegwoord hier in:
I like to go to the gym ...... school
A
after
B
before
C
so
D
or

Slide 13 - Quizvraag

Vul het juiste vraagwoord in:
..... is that student? I have never seen him before.
A
who
B
what
C
where
D
when

Slide 14 - Quizvraag

Vul het juiste vraagwoord in:
..... type of insect is that? I don't know that one.
A
who
B
what
C
where
D
when

Slide 15 - Quizvraag

Vul hier this/that/these/those in:
...... shoes I'm wearing right now are really comfortable.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 16 - Quizvraag

Vul hier this/that/these/those in:
...... poster at the back of the room is beautiful.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 17 - Quizvraag

Vul hier this/that/these/those in:
...... apple on my desk is really red.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 18 - Quizvraag

Vul hier this/that/these/those in:
...... posters at the back of the room is beautiful.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het meervoud van dit woord?
car
A
cars
B
car's
C
cares

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het meervoud van dit woord?
tooth
A
tooth
B
tooth's
C
teeth

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het meervoud van dit woord?
child
A
childs
B
child's
C
children

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het meervoud van dit woord?
tomato
A
tomato
B
tomatoes
C
tomato's

Slide 23 - Quizvraag

Hoe ging het met de toetsstof vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Denk je dat je klaar bent voor de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll