dicteewoorden thema 6 week 1 FILM

Dictee woorden thema 6

                        FILM
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Dictee woorden thema 6

                        FILM

Slide 1 - Tekstslide

de bioscoop (woordweb)

Slide 2 - Woordweb

Hoe heet jouw beste film?

Slide 3 - Open vraag

De acteur is heel beroemd.
Hij speelt in veel films.
Zijn beschrijving in de krant is goed.
De acteur is knap en aardig.
We gaan naar de bioscoop.
Ik moet een film kiezen.
Op tv zie ik een reclame voor een nieuwe film.
De film lijkt spannend en grappig.
De smaak van mijn vriend is anders.
Hij wil een tekenfilm zien.
We lezen het verhaal van de film.
Het klinkt leuk.
Ik koop een kaartje bij de balie.
We staan in de rij voor popcorn.
De film begint, en we kijken met plezier.






Naar de bioscoop.
We gaan naar de bioscoop.
Ik mag een film kiezen.
Ik lees het verhaal van de film.
Het klinkt spannend.

Slide 4 - Tekstslide

Welke film?
Op tv zie ik een reclame voor een nieuwe film.
De film lijkt spannend en grappig.
De smaak van mijn vriend is anders.
Hij wil een tekenfilm zien.

Slide 5 - Tekstslide

Welke acteur?
De acteur is heel beroemd.
Hij speelt in veel films.
Zijn beschrijving in de krant is goed.
De acteur is knap en aardig.

Slide 6 - Tekstslide

In de bioscoop.
Ik koop een kaartje voor de film.
We staan in de rij voor popcorn.
De film begint, en we kijken met plezier.

Slide 7 - Tekstslide

De acteur is heel beroemd.
Hij speelt in veel films.
Zijn beschrijving in de krant is goed.
De acteur is knap en aardig.
We gaan naar de bioscoop.
Ik moet een film kiezen.
Op tv zie ik een reclame voor een nieuwe film.
De film lijkt spannend en grappig.
De smaak van mijn vriend is anders.
Hij wil een tekenfilm zien.
We lezen het verhaal van de film.
Het klinkt leuk.
Ik koop een kaartje bij de balie.
We staan in de rij voor popcorn.
De film begint, en we kijken met plezier.






beschrijving = 

woorden die vertellen hoe iets of iemand is.
 
Je zegt bijvoorbeeld hoe iets eruitziet of wat het doet.
meisje
zwart haar
haarband

Slide 8 - Tekstslide

meisje
sproetjes
lang haar
jongen zwart haar
krullen
meisje 
blond haar
vlechtjes
jongen
blond haar
bril
jongen
sproetjes
krullen
jongen
zwart haar
bril

Slide 9 - Sleepvraag

1

Slide 10 - Video

00:42
Geef een beschrijving van de oma.
A
Ze heeft grijs haar.
B
Ze draagt een broek.
C
Ze heeft blond haar.
D
Ze draagt een bril.

Slide 11 - Quizvraag

1

Slide 12 - Video

02:14
Geef een beschrijving van de jongen.
A
Hij heeft oorbellen.
B
Hij is moe.
C
Hij is vriendelijk.
D
Hij heeft haast.

Slide 13 - Quizvraag

Geef een beschrijving van jezelf.
(bijvoorbeeld: meisje / jongen, kort haar / lang haar, 14 jaar / 15 jaar)

Slide 14 - Open vraag

Typ het woord:
de beschrijving

Slide 15 - Open vraag

Pak je schrift.
  • Schrijf de datum op.
  • Nummer van 1 tot en met 13. 

Slide 16 - Tekstslide

1.       de acteur

Slide 17 - Tekstslide

2.          de beschrijving   

Slide 18 - Tekstslide

3.           beroemd        

Slide 19 - Tekstslide

4.           de bioscoop        

Slide 20 - Tekstslide

4.           de bioscoop        
1.   de  acteur

2.  de  beschrijving

3.  beroemd

4.  de bioscoop

Slide 21 - Tekstslide

Ik ga naar de bioscoop

In de film speelt een beroemde acteur. 

De beschrijving van de film zegt dat het een spannend verhaal is.
 
Ik ben benieuwd!

Slide 22 - Tekstslide

Iemand die in een film speelt.
Iets vertellen over .....
Gebouw waar een film draait.
Iedereen kent je.
acteur
beschrijving
bioscoop
beroemd

Slide 23 - Sleepvraag

5.            de tekenfilm

Slide 24 - Tekstslide

6.            het verhaal

Slide 25 - Tekstslide

7.            het kaartje

Slide 26 - Tekstslide

8.            de reclame

Slide 27 - Tekstslide

        Zet de woorden in alfabetische volgorde.
(in de volgorde van het alfabet) 
1.
2.
3.
4.
verhaal
tekenfilm
kaartje
reclame

Slide 28 - Sleepvraag

5.    de tekenfilm


6.     het verhaal


7.      het kaartje


8.     de reclame

Slide 29 - Tekstslide

9.               kiezen

Slide 30 - Tekstslide

Welke film kies jij het liefste
actiefilm
romantische film
tekenfilm
science fiction
oorlogsfilm

Slide 31 - Poll

10.               knap
En welke acteurs spelen in de film?


Oh, kijk, die ene knappe acteur met dat donkere haar.

Slide 32 - Tekstslide

Wie vindt jij knap?

Slide 33 - Poll

11.               de smaak
Ik wil het liefst naar die romantische film over die jongen en dat meisje die verliefd worden.
Dat is niet helemaal mijn smaak… Ik heb meer zin in een actiefilm.

Slide 34 - Tekstslide

9.   kiezen


10.   knap


11.   de smaak

Slide 35 - Tekstslide

12.               het plezier       

Slide 36 - Tekstslide

Welk woord betekent NIET plezier?
A
pret
B
vreugde
C
verdriet
D
genot

Slide 37 - Quizvraag

12.               de rij       

Slide 38 - Tekstslide

13.        de rij       
Heel veel mensen

wachten in de rij 

voor de voetbalwedstrijd.

Slide 39 - Tekstslide

12.    het plezier


13.     de rij

Slide 40 - Tekstslide

0

Slide 41 - Video

Geef jouw mening  over deze les.

Slide 42 - Tekstslide

Hoe leuk vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 43 - Poll