dicteewoorden thema 6 week 1 FILM

Dictee woorden thema 6

                        FILM
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Dictee woorden thema 6

                        FILM

Slide 1 - Tekstslide

de bioscoop (woordweb)

Slide 2 - Woordweb

De acteur is heel beroemd.
Hij speelt in veel films.
Zijn beschrijving in de krant is goed.
De acteur is knap en aardig.
We gaan naar de bioscoop.
Ik moet een film kiezen.
Op tv zie ik een reclame voor een nieuwe film.
De film lijkt spannend en grappig.
De smaak van mijn vriend is anders.
Hij wil een tekenfilm zien.
We lezen het verhaal van de film.
Het klinkt leuk.
Ik koop een kaartje bij de balie.
We staan in de rij voor popcorn.
De film begint, en we kijken met plezier.






Naar de bioscoop.
We gaan naar de bioscoop.
Ik mag een film kiezen.
Ik lees het verhaal van de film.
Het klinkt spannend.

Slide 3 - Tekstslide

Welke film?
Op tv zie ik een reclame voor een nieuwe film.
De film lijkt spannend en grappig.
De smaak van mijn vriend is anders.
Hij wil een tekenfilm zien.

Slide 4 - Tekstslide

Welke acteur?
De acteur is heel beroemd.
Hij speelt in veel films.
Zijn beschrijving in de krant is goed.
De acteur is knap en aardig.

Slide 5 - Tekstslide

In de bioscoop.
Ik koop een kaartje voor de film.
We staan in de rij voor popcorn.
De film begint, en we kijken met plezier.

Slide 6 - Tekstslide

De acteur is heel beroemd.
Hij speelt in veel films.
Zijn beschrijving in de krant is goed.
De acteur is knap en aardig.
We gaan naar de bioscoop.
Ik moet een film kiezen.
Op tv zie ik een reclame voor een nieuwe film.
De film lijkt spannend en grappig.
De smaak van mijn vriend is anders.
Hij wil een tekenfilm zien.
We lezen het verhaal van de film.
Het klinkt leuk.
Ik koop een kaartje bij de balie.
We staan in de rij voor popcorn.
De film begint, en we kijken met plezier.






beschrijving = 

woorden die vertellen hoe iets of iemand is.
 
Je zegt bijvoorbeeld hoe iets eruitziet of wat het doet.
meisje
zwart haar
haarband

Slide 7 - Tekstslide

meisje
sproetjes
lang haar
jongen zwart haar
krullen
meisje 
blond haar
vlechtjes
jongen
blond haar
bril
jongen
sproetjes
krullen
jongen
zwart haar
bril

Slide 8 - Sleepvraag

1

Slide 9 - Video

00:42
Geef een beschrijving van de oma.
A
Ze heeft grijs haar.
B
Ze draagt een broek.
C
Ze heeft blond haar.
D
Ze draagt een bril.

Slide 10 - Quizvraag

1

Slide 11 - Video

02:14
Geef een beschrijving van de jongen.
A
Hij heeft oorbellen.
B
Hij is moe.
C
Hij is vriendelijk.
D
Hij heeft haast.

Slide 12 - Quizvraag

Geef een beschrijving van jezelf.
(bijvoorbeeld: meisje / jongen, kort haar / lang haar, 14 jaar / 15 jaar)

Slide 13 - Open vraag

Typ het woord:
de beschrijving

Slide 14 - Open vraag

Pak je schrift.
  • Schrijf de datum op.
  • Nummer van 1 tot en met 13. 

Slide 15 - Tekstslide

1.       de acteur

Slide 16 - Tekstslide

2.          de beschrijving   

Slide 17 - Tekstslide

3.           beroemd        

Slide 18 - Tekstslide

4.           de bioscoop        

Slide 19 - Tekstslide

4.           de bioscoop        
1.   de  acteur

2.  de  beschrijving

3.  beroemd

4.  de bioscoop

Slide 20 - Tekstslide

Ik ga naar de bioscoop

In de film speelt een beroemde acteur. 

De beschrijving van de film zegt dat het een spannend verhaal is.
 
Ik ben benieuwd!

Slide 21 - Tekstslide

Iemand die in een film speelt.
Iets vertellen over .....
Gebouw waar een film draait.
Iedereen kent je.
acteur
beschrijving
bioscoop
beroemd

Slide 22 - Sleepvraag

5.            de tekenfilm

Slide 23 - Tekstslide

6.            het verhaal

Slide 24 - Tekstslide

7.            het kaartje

Slide 25 - Tekstslide

8.            de reclame

Slide 26 - Tekstslide

        Zet de woorden in alfabetische volgorde.
(in de volgorde van het alfabet) 
1.
2.
3.
4.
verhaal
tekenfilm
kaartje
reclame

Slide 27 - Sleepvraag

5.    de tekenfilm


6.     het verhaal


7.      het kaartje


8.     de reclame

Slide 28 - Tekstslide

9.               kiezen

Slide 29 - Tekstslide

Welke film kies jij het liefste
actiefilm
romantische film
tekenfilm
science fiction
oorlogsfilm

Slide 30 - Poll

10.               knap
En welke acteurs spelen in de film?


Oh, kijk, die ene knappe acteur met dat donkere haar.

Slide 31 - Tekstslide

Wie vindt jij knap?

Slide 32 - Poll

11.               de smaak
Ik wil het liefst naar die romantische film over die jongen en dat meisje die verliefd worden.
Dat is niet helemaal mijn smaak… Ik heb meer zin in een actiefilm.

Slide 33 - Tekstslide

9.   kiezen


10.   knap


11.   de smaak

Slide 34 - Tekstslide

12.               het plezier       

Slide 35 - Tekstslide

Welk woord betekent NIET plezier?
A
pret
B
vreugde
C
verdriet
D
genot

Slide 36 - Quizvraag

12.               de rij       

Slide 37 - Tekstslide

13.        de rij       
Heel veel mensen

wachten in de rij 

voor de voetbalwedstrijd.

Slide 38 - Tekstslide

12.    het plezier


13.     de rij

Slide 39 - Tekstslide

0

Slide 40 - Video

Geef jouw mening  over deze les.

Slide 41 - Tekstslide

Hoe leuk vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Poll