U2 les 1 les hobbies

Vendredi 03 novembre
Le programme pour aujourd'hui :
- Je maak kennis met hobbies;
- Je kan zelf zeggen wat jouw hobbies zijn;
- Je leert het verschil tussen "faire de" en "jouer à";
- Je leert woordenschat rond voetball.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vendredi 03 novembre
Le programme pour aujourd'hui :
- Je maak kennis met hobbies;
- Je kan zelf zeggen wat jouw hobbies zijn;
- Je leert het verschil tussen "faire de" en "jouer à";
- Je leert woordenschat rond voetball.

Slide 1 - Tekstslide

Faire de / jouer à / jouer de 
Faire + de
Jouer + à
behalve: jouer + de + muziekinstrument

Slide 2 - Tekstslide

Faire + de + la/ le/ les....
  • Je fais de la gymnastique (la = vrouwelijke woord)
  • Je fais du basketball (le basketball = mannelijke woord = de + le = du)
  • Je fais des devoirs (les devoirs = meervoud = de + les = des)

Slide 3 - Tekstslide

de + le = ?

Slide 4 - Open vraag

Je fais ..... football

Slide 5 - Open vraag

de + les = ?

Slide 6 - Open vraag

Je fais .... gâteaux au chocolat

Slide 7 - Open vraag

In "gâteaux au chocolat", kan je al zien of "chocolat" een mannelijk of vrouwelijke woord is? Hoe?

Slide 8 - Open vraag

Faire de / jouer à / jouer de 
Faire + de
Jouer + à
behalve: jouer + de + muziekinstrument

Slide 9 - Tekstslide

Jouer + à ("spelen aan")
Je joue à la console  (la = vrouwelijke woord)
Je joue au basketball (le basketball = mannelijke woord = à + le = au)
Je joue aux jeux vidéos (les jeux vidéos = meervoud = à + les = aux)

Slide 10 - Tekstslide

Ils jouent ..... un jeu de société : le Monolopy.

Slide 11 - Open vraag

Elle joue ..... ping-pong

Slide 12 - Open vraag

Jouer + de ("spelen van")
Voor een muziekinstrument / pour un instrument de musique

Je joue de la trompette
Je joue du piano (le piano = mannelijke woord = de + le = du)

Slide 13 - Tekstslide

On dit "la guitare". Alors, tu dis : "Je joue .... guitare".

Slide 14 - Open vraag

Je joue .... la musique.

Slide 15 - Open vraag

De + le = du; de + les = des ; à + le = au; à + les = aux
Tout le monde chante !
De plus le, c'est du; 
de plus les, c'est des; 
à plus le, c'est au; 
à plus les, c'est aux avec un "x" !

Slide 16 - Tekstslide

Corrige la faute : "Il joue à les jeux vidéos".

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Les hobbies 

Qui fait....?
  • du foot, du tennis, de la danse...

Qui joue...?
  • du piano, de la guitare...

Slide 19 - Tekstslide

Et toi, qu'est-ce que tu fais comme sport ?

Slide 20 - Open vraag

Le vocabulaire autour du football
En 2018, l'équipe de France a gagné la coupe du monde de football. La finale était contre l'équipe de Croatie. Le match de la victoire s'est passé le 15 juillet 2018, dans un stade en Russie. La France a battu la Croatie. L'entraineur de l'équipe de France était Didier Deschamps. 

Slide 21 - Tekstslide

Les devoirs pour vendredi
Tu apprends les mots d'Apprendre 1 de l'unité 2, page 75 dans ton livre.
= ik ga vrijdag jullie kennis door een formatieve toets controleren. Minder dan 60% goed? = HV in Magister.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 24 - Open vraag

Au revoir ! 

Slide 25 - Tekstslide