Verwijswoorden gebruik je om terug of vooruit te wijzen naar een woord, woordgroep of soms een hele zin. Welk verwijswoord je kiest, hangt af van het woord waarnaar je verwijst.
zelfstandig naamwoord verwijswoorden
mannelijk enkelvoud, de-woord hij, hem, zijn, deze, die
vrouwelijk enkelvoud, de-woord zij, ze, haar, deze, die
onzijdig enkelvoud, het-woord dat, dit, het, zijn
meervoud ze, zij, hen, hun, deze, die
Als een de-woord over een man of een vrouw gaat, kun je meteen het goede verwijswoord bepalen. Bij andere de-woorden heb je hulpmiddelen nodig.
1. Soms zie je aan het achtervoegsel dat een woord vrouwelijk is, zoals bij de achtervoegsels -heid, -de, -te, -ing, -ij, -ie, -theek en -tuur.
2. Als je twijfelt, kun je het woordgeslacht opzoeken in een woordenboek of op woordenlijst.org.