Brugklas semaine 20

Programme
récapitulation
nakijken le bilan
voorbereiden toets

Le programme d'aujourd'hui:

Aanwezigheid + Cahier Francais bij je?
  • Herhalen eerste week Frans 
  • Uitspraak Frans herhalen
  • Nakijken opdracht 5 (pagina 8 en 9)
  • Maken stamboom in het Frans
  • la fermeture du cours (= afsluiting) HW = les devoirs
Na deze les: 
- Kan ik een familiestamboom maken van mijn eigen familie met de franse woorden voor familieleden
- Kan ik het bezittelijk voornaamwoord toepassen bij mijn familieleden
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programme
récapitulation
nakijken le bilan
voorbereiden toets

Le programme d'aujourd'hui:

Aanwezigheid + Cahier Francais bij je?
  • Herhalen eerste week Frans 
  • Uitspraak Frans herhalen
  • Nakijken opdracht 5 (pagina 8 en 9)
  • Maken stamboom in het Frans
  • la fermeture du cours (= afsluiting) HW = les devoirs
Na deze les: 
- Kan ik een familiestamboom maken van mijn eigen familie met de franse woorden voor familieleden
- Kan ik het bezittelijk voornaamwoord toepassen bij mijn familieleden

Slide 1 - Tekstslide

Franse uitspraak
zie film volgende slide:

noteer de uitspraakregels onderaan pagina 7 van je boekje!

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Thuis de uitspraak opzoeken?
Forvo! voorbeeld volgende slide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Gesprek / uitspraak
A. Bonjour    (bonzjoer)                                            
B. Salut    (salu)
A. ça va?  (sava)
B. Oui, ça va bien. Et toi?  (wie sa va bje. Ee twa)
A. ça va bien, merci.  (sa va bje, mersie)
B. Comment tu t'appelles?  (comman tu tappel)
A. Je m'appelle ............ Et toi?   (zje mappel ...... ee twa)
B. Je m'appelle .............  (zje mappel)
A. Enchanté.   B. Enchanté   (ansjantee)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Maak nu je eigen stamboom 



Slide 8 - Tekstslide

La famille
1.
  •  mon père                           mijn vader
  • ma mère                             mijn moeder
  • une soeur                          een zus
  • mon oncle                         mijn oom
  • mon cousin                      mijn neef
  • une grande-mère          een oma

Slide 9 - Tekstslide

La famille
2.
  •  mon frère                        mijn broer
  • ma tante                           mijn tante
  • ma cousine                     mijn nichtje
  • mon grand-père          mijn opa
  • 3. man/jongen:   mon
  •     vrouw/meisje:  ma

Slide 10 - Tekstslide

opdracht 6 pag 10
1. Tu as un frère? Heb jij een broer?
2. J'ai un frère. Ik heb een broer.
3. Tu as une soeur? Heb jij een zus.
4. J'ai une soeur. Ik heb een zus.

Slide 11 - Tekstslide

HW= Les devoirs

Leren :
 1A + 1B pag 66
F-NL en NL-F

Slide 12 - Tekstslide