A2C H1 les 08/10 de bezittelijke voornaamwoorden

H1 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H1 

Slide 1 - Tekstslide

Programme

  • Contrôle: correction
  • On parle
  • De bezittelijke voornaamwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Comment ça va ?
ça va super! J'ai 
la pêche!
Je suis en pleine forme!

je suis amoureux(se)
je suis fatigué(e)
je suis crevé(e)
je suis KO 
ça ne va pas du tout!
"ça va comme-ci comme ça

Slide 3 - Tekstslide

Quel temps fait-il aujourd'hui?

Slide 4 - Tekstslide

A
Bonjour

Qu'est-ce que tu as fait cet été?

C'était comment?

Vous avez fait du camping?
Tu as parlé français? 



B
Bonjour,

J'ai été à la plage, j'ai fait du vélo et
j'ai visité un musée.
C'était génial!

Non, on a loué un appartement.
Oui un peu/Non pas du tout.
Maintenant j'ai beaucoup d'amis français.

Slide 5 - Tekstslide

Franse bezittelijk
voornaamwoorden

Slide 6 - Woordweb

Wat is een bezittelijk 
voornaamwoord? 

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is.
Het gaat dus over een 'bezit'.

In het frans noemen we het 'le pronom possesif'


Slide 8 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord staat voor een...
A
...werkwoord
B
...een lidwoord
C
...zelfstandig naamwoord
D
...een voorzetsel

Slide 9 - Quizvraag

wat is de regel?
ma soeur s'appelle Juliette
mon frère s'appelle Benoît
mes parents s'appellent Laurent et Cécile

Slide 10 - Tekstslide

De vorm van het bezittelijk naamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort

Le frère                c'est mon frère   (m.)

La soeur              c'est ma soeur    (v.)

Les parents           ce sont mes parents  (mv.)


la maison -> c'est ma maison

le vélo -> c'est mon vélo

les livres -> ce sont mes livres

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Volg de onderstaande stappen:
1. Kijk eerst wie de bezitter is. 
2. Kies dan het juiste bezittelijke voornaamwoord. 
3. Zet dit bezittelijk voornaamwoord nadien in de juiste vorm (aanpassen aan het woord dat er ACHTER staat).

Slide 13 - Tekstslide

Uitzondering, let op!
Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is en met een klinker of stomme h begint: altijd mon, ton of son!

Amélie est ma amie -> klinkerbotsing

Amélie est mon amie.  = Amélie is mijn vriendin.
C'est son armoire.         = Dat is zijn/haar kast 


Slide 14 - Tekstslide

Vul het juiste bez. vnw. in:
Je suis dans ... (mijn) chambre.
A
mon
B
ma
C
ta
D
sa

Slide 15 - Quizvraag

Vul het juiste bez. vnw. in:
Het is jouw boek (m).
A
C' est ton livre
B
C'est ta livre.
C
C' est tes livre

Slide 16 - Quizvraag

Vul het juiste bez. vnw. in:
Tristan a une soeur.
Juliette est ... (haar) soeur.
A
son
B
sa

Slide 17 - Quizvraag

Vul het juiste bez. vnw. in:
Ruben est ... (haar) frère.
A
son
B
sa

Slide 18 - Quizvraag

Vul het juiste bez. vnw. in:
Marie is mijn vriendin (v).
A
Marie est mes amie.
B
Marie est ma amie.
C
Marie est mon amie.

Slide 19 - Quizvraag

MON
MA
MES
copine
grand-père
frère
soeur
copains
copain

Slide 20 - Sleepvraag

C'est clair?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord/deel 1

Slide 22 - Tekstslide

Au travail!
Faire:
exercice 30a
exercice 30d
exercice 30e  1.
exercice 31a  1,2,4,5

Slide 23 - Tekstslide