In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
We gaan de volgende opdracht samen doen, aan de hand van het stappenplan.
Slide 3 - Tekstslide
Wat doe je als eerste na het maken van de tabel?
A
De 1 neerzetten, we rekenen altijd via 1.
B
Het invullen van de getallen die je al weet.
C
Kijken wat er bij de boogjes moet komen te staan.
D
Bedenken wat het eindantwoord kan zijn.
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Wat kunnen we invullen nadat we alle getallen die we weten hebben ingevuld?
A
We weten nog niet wat we in moeten vullen.
B
Bedenken wat het eindantwoord is.
C
Kijken wat er bij de boogjes moet komen te staan.
D
Het invullen van de 1, we rekenen altijd via 1.
Slide 8 - Quizvraag
Wat zetten we neer onder/boven de 1?
A
Het antwoord dat in jouw rekenmachine staat.
B
Een kruisje, omdat je dan niet afrond tussendoor.
C
We zetten hier niks neer, kunnen dit vakje leeg laten.
D
Hier zetten we ook een 1 neer.
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Wat is de stap na het plaatsen van de 1?
A
Het eindantwoord berekenen.
B
De plus/min sommetjes bij de bogen zetten.
C
De keer/deel sommetjes bij de bogen zetten.
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Bereken het antwoord.
A
13.76 euro
B
13.67 euro
C
17.63 euro
D
17.36 euro
Slide 16 - Quizvraag
Stappenplan
Dus in de tabel neerzetten wat je weet.
Dan naar 1 en daarboven een x
x omdat je doorrekent en niet tussendoor afrondt.
Dan naar het getal waar je heen moet
Voer het uit op je rekenmachine
Slide 17 - Tekstslide
Het zwemmen van baantjes is duurder geworden; van 3,50 euro naar 4,15 euro. Hoeveel procent duurder?
A
119%
B
15,7%
C
18,7%
D
84,3%
Slide 18 - Quizvraag
Bijles wiskunde: Nu 12.50 ipv 17.50 euro per uur! Hoeveel procent korting is dat?
A
28,6%
B
71,4%
C
40,0%
D
12,50%
Slide 19 - Quizvraag
Huiswerk
Alle opdrachten van H4.1 in je schrift, vergeet je berekeninging niet!
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
In een beelddiagram staan plaatjes!
In een staafdiagram staan verticale staven en los van elkaar
Slide 22 - Tekstslide
Dit noem je een
A
staafdiagram
B
plaatjestabel
C
figurendiagram
D
beelddiagram
Slide 23 - Quizvraag
In een beelddiagram maak ik gebruik van:
A
Figuren
B
Staafjes
C
Formules
D
Grafieken
Slide 24 - Quizvraag
Stelling: In een beelddiagram stelt een figuur ALTIJD 1 persoon of ding voor
A
Waar
B
Niet waar
Slide 25 - Quizvraag
Bij een beelddiagram kunnen we de data nauwkeurig aflezen.
A
Waar.
B
Niet waar.
Slide 26 - Quizvraag
Beelddiagram. Hoeveel posters zijn er op vrijdag verkocht?
A
7
B
21
C
13
D
70
Slide 27 - Quizvraag
Wat voor diagram is hier afgebeeld?
A
staafdiagram
B
lijndiagram
C
beelddiagram
D
Histogram
Slide 28 - Quizvraag
Een staafdiagram wordt gemaakt met:
A
Figuren
B
Staven
C
Formules
D
Grafieken
Slide 29 - Quizvraag
Bij een staafdiagram moet je de staafjes:
A
Tegen elkaar aan tekenen
B
Los van elkaar tekenen
Slide 30 - Quizvraag
Hoeveel leerlingen gaan lopend naar school?
A
8
B
4
C
11
D
30
Slide 31 - Quizvraag
In het staafdiagram hiernaast zie je de gewonnen medailles van Nederland, Duitsland en Frankrijk op de Olympische winterspelen. Hoeveel gouden medailles heeft Duitsland meer gewonnen dan Nederland?