1.1

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma
*uitleg 1.1
*vaardighedenweek ; rekenen met periodes
*check in duo's
*leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen 1.1
  • Welke twee soorten behoeften ken je?
  • Wat betekent 'schaarste' bij economie?
  • Wat bepaalt hoe groot jouw welvaart is?
  • Waarom moet je keuzes maken als je een hogere welvaart wilt?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Primaire behoeften (basis)
Heb je nodig om te (over)leven.

Voorbeelden: voeding, kleding en woonruimte.

Slide 5 - Tekstslide

Secundaire behoeften (overige)
De behoefte aan luxe goederen.

Voorbeelden: smartphone, computer, auto, vakantie.

Slide 6 - Tekstslide

Technologische ontwikkelingen

Slide 7 - Tekstslide

Dit is geen Laptop met ingebouwde printer.
Macbook

Slide 8 - Tekstslide

E-commerce

Slide 9 - Tekstslide

Middelen die nodig zijn om behoeften te vervullen:
  • Tijd
  • Geld

Deze middelen zijn beperkt, dat noem je schaarste. Je moet als consument keuzes maken. Je moet prioriteiten stellen (bepalen wat je belangrijk vindt).

Slide 10 - Tekstslide

Schaarste

Slide 11 - Tekstslide

Vrije goederen
Vrije goederen zijn tegenovergesteld aan schaarse goederen. Iedereen mag er gebruik van maken, zonder er voor te hoeven betalen.

Voorbeelden: zonlicht, wind, zeewater.

Slide 12 - Tekstslide

Welvaart
Welvaart betekent: in hoeverre je met je middelen (tijd en geld) in je behoeften kunt voorzien.

Iemand die erg rijk is heeft een hoge welvaart. Hij kan veel meer in zijn behoeften voorzien dan iemand die arm is.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

En hoe doen we dit dan?
Ik krijg € 18 zakgeld per maand;
hoeveel is dat per week?

Slide 17 - Tekstslide

Check in duo's
  • Je werk in tweetallen
  • Je hebt samen een setje flitskaarten
  • Een van jullie pakt een kaartje en probeert de som te maken in het schrift, de ander kijkt mee en kan helpen. 
  • Check het antwoord
  • Nu is de ander aan de beurt
  • Alle kaartjes gehad? Werk dan zelfstandig aan het huiswerk.

Slide 18 - Tekstslide

Welke is een primaire behoefte?
A
brood
B
smartphone
C
auto
D
vakantie

Slide 19 - Quizvraag

Primaire behoeften zijn ...
A
de noodzakelijke behoeften.
B
de luxe behoeften.

Slide 20 - Quizvraag

Het hebben van een fiets is een ...
A
primaire behoefte.
B
secundaire behoefte

Slide 21 - Quizvraag

'Prioriteiten stellen' betekent...
A
kiezen wat je het leukst vindt
B
kiezen wat je het belangrijkst vindt
C
kiezen wat je het lekkerst vindt
D
kiezen wat je het stomst vindt

Slide 22 - Quizvraag

Wat is zelfvoorziening?
A
Dat je je zelf voorziet
B
Wanneer je zelf in jouw behoeften voorziet door producten te kopen
C
Zelf groenten verbouwen, zelf je huis schilderen, zelf jam maken.
D
Wanneer je in jouw behoeften voorziet door eigen gemaakte producten

Slide 23 - Quizvraag

Technologische ontwikkeling is:
A
producten worden kleiner
B
producten worden sneller
C
producten worden beter
D
A,B,C zijn alle drie goed

Slide 24 - Quizvraag