werkwoorden in de verleden en voltooide tijd (KOFSCHIP)

werkwoorden in de verleden en voltooide tijd
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

werkwoorden in de verleden en voltooide tijd

Slide 1 - Tekstslide

Hoe goed gaan bij jou de werkwoordsvormen?
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 2 - Poll

Slide 3 - Video

Verleden tijd
Voltooide tijd
Tegen-woordige tijd
Hij beantwoordde de vraag.
De vraag is beantwoord.
Beantwoord je de vraag?
Hij schrijft
Hij schreef
Hij heeft geschreven
Ze is gestart.
Maria startte
gewandeld
wandelde
wandelt

Slide 4 - Sleepvraag

De verleden tijd

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Weet je het nog?
De verleden tijd gebruik je als iets in het verleden gebeurde. Dat kan lang geleden, maar ook een paar minuten geleden zijn.: Ik belde net met mijn zus.

Slide 7 - Tekstslide

zwakke werkwoorden en sterke werkwoorden 


Sterke werkwoorden veranderen van klank 
(kopen-kochten- gekocht)

Zwakke werkwoorden krijgen
stam      + te of + de  (maakten   -  belden)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

De kinderen.......... (fietsen) gisteren samen naar de bakker.
A
fietst
B
fietste
C
fietsten
D
fietstte

Slide 11 - Quizvraag

ik
jullie
raadde
Tekst
geeuwden
proefde
vertrouwden

Slide 12 - Sleepvraag

Jij ............... mijn bericht heel snel.
A
beantwoorde
B
beantwoordde
C
beantwoorden
D
beantwoordden

Slide 13 - Quizvraag

stam: beantwoord
laatste letter in 't ex kofschip?
NEE.
Dus: de
beantwoordde

Slide 14 - Tekstslide

Hij .... (beantwoorden) de telefoon niet, hoe vaak ik hem ook belde.
A
beantwoordt
B
beantwoorde
C
beantwoordde
D
beantwoorden

Slide 15 - Quizvraag

wij .......... vlug de tijd.
A
noteerde
B
noteerdden
C
noteerden
D
weet niet

Slide 16 - Quizvraag

stam: noteer
laatste letter in 'ex kofschip?
NEE.
Dus: de
Noteerde

Slide 17 - Tekstslide

.......... jij ook al dat de les niet doorging?
A
vermoede
B
vermoedde
C
vermoedden
D
weet niet

Slide 18 - Quizvraag

stam: vermoed
laatste letter in 'ex kofschip?
NEE
Dus: de
vermoedde

Slide 19 - Tekstslide

De docent ....... de hele les.
A
praat
B
praatte
C
praatten
D
weet niet

Slide 20 - Quizvraag

Stam: praat
laatste letter in 't ex kofschip?
JA
Dus: te
praatte

Slide 21 - Tekstslide

Wij ........... lekker voor onze gasten.
A
koken
B
kookte
C
kookten
D
weet niet

Slide 22 - Quizvraag

stam: kook
laatste letter in 't ex kofschip?
JA
dus: ten
kookten

Slide 23 - Tekstslide

let op!
verhuizen
stam: verhuiz
Z veranderd in 's'
verhuisde

Slide 24 - Tekstslide

en.. let op!
verven
stam: verv
'V' veranderd in 'f'
verfde

Slide 25 - Tekstslide

Sterke werkwoorden: veranderen van klank

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

En nu: het voltooid deelwoord

Slide 28 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord? 

Het is een werkwoord in een zin.
Het is niet de persoonsvorm.
(Hoe kun je deze vinden?) 
Ook hier moet je kijken of het zwak of sterk is. 

Een voltooid deelwoord vertelt dat iets klaar is of afgelopen. Dit is de voltooide tijd.


Slide 29 - Tekstslide

timer
2:00
Noem
voltooid deelwoorden

Slide 30 - Woordweb

Voltooid deelwoord- zwak ww
  1. Haal -en van het werkwoord af
  2. Zet ge- vooraan het woord
  3. Kijk naar de laatste letter 

Slide 31 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Pakken                               pak                      gepakt
Leggen                              leg                       gelegd
Doden                                dood                   gedood
Hopen                                hoop                   gehoopt
Kussen                               kus                       gekust

Slide 32 - Tekstslide

Voltooid deelwoord- je herkent het zo

1. er staat altijd een ander werkwoord bij een voltooid deelwoord  (een vorm van   zijn, hebben, worden)
2. het begint vaak met ge, of be, ver, ont 

Ik BEN geboren
Jij HEBT gewerkt
Ik WORD geknipt
Hij HEEFT verloren

Slide 33 - Tekstslide

Ik heb gisteren in de tuin (werken)..
A
gewerken
B
gewerkt
C
gewerkd
D
werkte

Slide 34 - Quizvraag

Wat is goed?
Hij heeft mij een spannend verhaal... (vertellen)
A
vertelt
B
verteld
C
gevertelt
D
geverteld

Slide 35 - Quizvraag

Ik heb heel lang (geloven) dat kabouters bestaan.
A
geloofd
B
gelooft
C
geloven
D
geloofde

Slide 36 - Quizvraag

Dus: hoe herken je een voltooid deelwoord in de zin? 
1. Er staan ALTIJD twee werkwoorden in een zin. 
 
Het hulpwerkwoord is altijd: zijn, hebben of worden.

2. Begint vaak met ge, be, ont, ver, her
Ik HEB GEwerkt 

Ik BEN te laat GEkomen

Hij WERD netjes ONTvangen 





Slide 37 - Tekstslide

Hoe goed gaan bij jou nu de werkwoordsvormen?
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 38 - Poll