Regels oefenen

SPELLINGREGELS OEFENEN
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

SPELLINGREGELS OEFENEN

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld: ring - bang - gong

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld: schip - schop - schoon
(als je sg hoort, dan altijd sch)

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld: plank - bank  - dank
Plankwoord: Daar mag geen g tussen.

Slide 5 - Tekstslide

Eer-oor-eur woord: 
eer-woord, ik schrijf ee; oor-woord, ik schrijf oo; 
eur-woord, ik schrijf eu; eel-woord, ik schrijf ee.
Voorbeeld: beer - hoor - deur - veel

Slide 6 - Tekstslide

Aai-ooi-oei woord: 
Ik hoor de j, maar ik schrijf de i.
Voorbeeld: haai - hooi - roei

Slide 7 - Tekstslide

Eeuw-ieuw woord: Ik denk aan de u
Voorbeeld: sneeuw - nieuw

Slide 8 - Tekstslide

Langermaakwoord: 
Ik hoor een t aan het eind, dus langer maken. Ik hoor of ik d of t moet schrijven. Langermaakwoord (2): 
Eind-b rijtje, dus langer maken. Ik hoor dat ik een b moet schrijven.
Voorbeeld 1: eend > eenden -  goot > goten
Voorbeeld 2: web > webben - schub > schubben

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Doe woorden ( of werkwoorden):
Stam + t regel!

Slide 12 - Tekstslide

Welke woord hoort bij het zingwoord?
A
plank
B
wang
C
rood
D
bank

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord is fout geschreven?
A
kraai
B
gooi
C
haai
D
mooj

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
bir
B
dir
C
beer
D
deer

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
duiv
B
buiv
C
buif
D
duif

Slide 16 - Quizvraag

welk doe-woord is goed geschreven?
A
ik loopt naar huis
B
hij loop naar huis
C
ik wordt jarig
D
hij wordt jarig

Slide 17 - Quizvraag

Welke regel klopt bij plankwoord?
A
eer-woord, ik schrijf ee
B
Net als bij ding dong
C
Daar mag geen g tussen
D
Ik hoor de j, maar ik schrijf de i.

Slide 18 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
sgip
B
schip
C
scherb
D
sgerp

Slide 19 - Quizvraag

welk woord is fout geschreven?
A
druiv
B
juf
C
kluif
D
druif

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord is fout geschreven?
A
druif
B
blij
C
berrug
D
melk

Slide 21 - Quizvraag

Welke regel hoort bij het
aai-ooi-oei-woord?
A
Je hoort de i maar je schrijft de j
B
Je hoort de j maar je schrijft de i
C
Er mag geen g tussen
D
Er mag geen u tussen

Slide 22 - Quizvraag

Welk woord is geen
aai-ooi-oei woord?
A
maai
B
kooi
C
foei
D
nieuw

Slide 23 - Quizvraag

Welk woord is niet goed gespeld?
A
nieuw
B
strook
C
kraai
D
meew

Slide 24 - Quizvraag

Welke letter hoort op de puntjes?
wo.st
A
n
B
p
C
r
D
t

Slide 25 - Quizvraag

Welk woord heeft meerdere regels?
A
stroop
B
stronk
C
stram
D
leuk

Slide 26 - Quizvraag