4.1.2 actief/ passief

Hoe vind ik het onderwerp in een zin?
1 / 18
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoe vind ik het onderwerp in een zin?

Slide 1 - Open vraag

Wat is het onderwerp in deze zin?
De kinderen hebben bijna vakantie.

Slide 2 - Open vraag

Wat is het onderwerp in deze zin?
Het is vandaag een zonnige dag.

Slide 3 - Open vraag

Actieve en passieve zinnen
Weten julllie het nog?

Slide 4 - Tekstslide

Actieve zin
- het onderwerp is actief
- het onderwerp doet iets
- vaak een persoon

Bijvoorbeeld: Samir pakt de racefiets.

Slide 5 - Tekstslide

Passieve zin
- het onderwerp zelf doet niets
- in de zin staat vaak het werkwoord worden of zijn
- vaak een voorwerp

Bijvoorbeeld: De racefiets wordt door Samir gepakt. 

Slide 6 - Tekstslide

Hoe weet ik of een zin actief of passief is?

Slide 7 - Open vraag

Ik gooi mijn boekentas in de hoek.
A
passieve vorm
B
actieve vorm

Slide 8 - Quizvraag

De auto werd gerepareerd.
A
passieve vorm
B
actieve vorm

Slide 9 - Quizvraag

Onze docent heeft veel huiswerk opgegeven.
A
actieve vorm
B
passieve vorm

Slide 10 - Quizvraag

De auto is door de man gekocht.
A
actieve vorm
B
passieve vorm

Slide 11 - Quizvraag

Hij keek door het zolderraam naar buiten.
A
actieve vorm
B
passieve vorm

Slide 12 - Quizvraag

Mijn jas is meegenomen door mijn vriendin.
A
actieve vorm
B
passieve vorm

Slide 13 - Quizvraag

Werkvorm

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

De jongens spoten graffiti op de schoolmuren.
A
actieve vorm
B
passieve vorm

Slide 16 - Quizvraag

Voor het goede doel worden taartjes gebakken.
A
actieve vorm
B
passieve vorm

Slide 17 - Quizvraag

Heel lang geleden poetsten de mensen hun tanden niet.
A
actieve vorm
B
passieve vorm

Slide 18 - Quizvraag