Ma 23 september bezittelijk, wederkerend en wederkerig vnw
het bezittelijk voornaamwoord
het bezittelijk voornaamwoord
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
het bezittelijk voornaamwoord
het bezittelijk voornaamwoord
Slide 1 - Tekstslide
Bezittelijk voornaamwoord
Doel: je gebruikt het bezittelijk voornaamwoord
Slide 2 - Tekstslide
bezittelijk voornaamwoord
Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
mijn
onze/ons
jouw
jullie
zijn
hun
haar
uw
zijn
Slide 3 - Tekstslide
wederkerend voornaamwoord
Slide 4 - Tekstslide
Woordsoorten
bezittelijk voornaamwoord, wederkerig voornaamwoord en wederkerend voornaamwoord.
Slide 5 - Tekstslide
Taalkundig ontleden
Wederkerend voornaamwoord
&
Wederkerig
voornaamwoord
Slide 6 - Tekstslide
wederkerend voornaamwoord
Slide 7 - Tekstslide
Wederkerig voornaamwoord
Er zijn drie wederkerige voornaamwoorden:
elkaar, mekaar en elkander
Slide 8 - Tekstslide
Wederkerend voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord
voorbeeld
eerste persoon ev.
me
ik schaam me
tweede persoon ev.
je
u
jij schaamt je
derde persoon ev.
zicht
u schaamt u (zich)
eerste persoon mv.
ons
wij schamen ons
tweede persoon ev.
je
u
jullie schamen je
u schaamt u (zich)
derde persoon
zich
zij schamen zich
Slide 9 - Tekstslide
Wederkerend voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord
voorbeeld
eerste persoon ev.
me
ik schaam me
tweede persoon ev.
je
u
jij schaamt je
derde persoon ev.
zicht
u schaamt u (zich)
eerste persoon mv.
ons
wij schamen ons
tweede persoon ev.
je
u
jullie schamen je
u schaamt u (zich)
derde persoon
zich
zij schamen zich
Slide 10 - Tekstslide
Wederkerig voornaamwoord
Het wederkerig voornaamwoord is elkaar.
Het wederkerig voornaamwoord verwijst naar meer personen.
voorbeeld
De boksers wilden elkaar niet te veel bezeren.
Slide 11 - Tekstslide
Wederkerig voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord
Elkaar
Mekaar
Elkander
Zich
Me
Ons
Mezelf
U
Onszelf
Jezelf
Jan vroeg Karel of die zichzelf herkende op de profielfoto's
Sem en Indy groeten elkaar
We hebben elkaar gisteren nog gezien
Bij het schillen van de aardappels heb ik me gesneden.
Slide 12 - Sleepvraag
'Soms moet je jezelf een beetje voor schut durven zetten', lacht de voorzitter.
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord
Onbepaald voornaamwoord
Je
Jezelf
Slide 13 - Sleepvraag
Sleep de zinnen naar wederkerend óf wederkerig voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord
Wederkerig voornaamwoord
Wij maken ons geen zorgen
Wij geven elkaar een hand
Kunnen die jongens elkaar wel verstaan?
Ik vergis me dagelijks in zijn naam.
Het meisje verstopt zich achter de kast.
De stoute kinderen slaan elkaar vaak.
Slide 14 - Sleepvraag
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk
voornaamwoord
wederkerend
voornaamwoord
mezelf
jezelf
zichzelf
mijn
jouw
onze
verwijst naar het onderwerp
geeft bezit aan of bij wie iets hoort
vervangt vaak een zelfstandig naamwoord
ik
hij
u
ons
Is in de zin het onderwerp, het lijdend voorwerp of het meewerkend voorwerp
Slide 15 - Sleepvraag
Maak de juiste combinaties
Schaamje je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?
Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?
Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?
Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?
Bezittelijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
wederkerig voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord
Slide 16 - Sleepvraag
Sleep het juiste begrip (blauw) naar het juiste kenmerk / de juiste omschrijving (rood). Let op! Er zijn meer begrippen dan kenmerken. Je houdt twee begrippen over.
Dit woord voegt een hoofd- en bijzin samen.
Hiernaar verwijst een betrekkelijk voornaamwoord.
Het woord ‘elkaar’.
Onderschikkend voegwoord
Antecedent
Wederkerig voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord
Nevenschikkend voegwoord
Slide 17 - Sleepvraag
Wat is een voorbeeld van een wederkerend voornaamwoord?
A
schamen
B
elkaar
C
uitsloven
Slide 18 - Quizvraag
Wederkerend voornaamwoord
Vergis hij zich nu niet ?
A
Vergis
B
hij
C
zich
D
niet
Slide 19 - Quizvraag
Wat zijn de wederkerende voornaamwoorden?
A
ik, jij, hij, zij, wij, jullie
B
de, het, een
C
me, je, zich, u, ons
D
hij, hem, ze, zij, haar
Slide 20 - Quizvraag
Wat is het wederkerend voornaamwoord? Ik was me.
A
Ik
B
was
C
me
Slide 21 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een wederkerig voornaamwoord?
A
elkaar
B
zich
C
me
D
jouw
Slide 22 - Quizvraag
Wat is het wederkerend voornaamwoord? Hij verbrandt zich.