Taal 21-03 '24

Taal 21-03 '24
Hoofdzinnen en bijzinnen.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taal 21-03 '24
Hoofdzinnen en bijzinnen.

Slide 1 - Tekstslide

Voegwoord

Slide 2 - Woordweb

Welke zinnen kun je in deze lange zin halen?
"Ik ga morgen naar mijn oma met Xim en daarna bezoeken we gezamenlijk het museum in Utrecht."

Slide 3 - Open vraag

Elke zin bevat 2 persoonsvormen en 2 onderwerpen.

Ik ga morgen naar mijn oma met Xim en daarna bezoeken we gezamenlijk het museum in Utrecht.

2 hoofdzinnen of hoofdzin en bijzin.

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdzin
Twee hoofdzinnen?
Voegwoorden: 
  • en
  • of
  • maar
  • want
Anders hoofdzin en bijzin.

Slide 5 - Tekstslide

Dit zijn 2 hoofdzinnen:
"De kinderen leggen het bij, want ze hebben spijt."
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Bijzin
Een bijzin zegt iets over de hoofdzin.
Bijvoorbeeld: reden of oorzaak.

Een bijzin staat direct achter het voegwoord.

Slide 7 - Tekstslide

Dit zijn 2 hoofdzinnen:
"Ze hebben een woordenwisseling, omdat ze het oneens zijn."
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Voegwoord vooraan?
De hoofdzin lijkt nu op een vraagzin en staat niet vooraan.

"Doordat hij een oplossing vindt, kunnen we verder."
"Hoewel ik niet kan tekenen, vind ik het wel heel leuk."

Slide 9 - Tekstslide

"Hij gebruikt een luidspreker, zodat iedereen hem kan horen."
A
Twee hoofdzinnen
B
Hoofdzin en bijzin
C
Twee bijzinnen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de bijzin?
"Ze beoordeelt de situatie, voordat ze handelt."
A
Ze beoordeelt de situatie
B
voordat
C
ze handelt

Slide 11 - Quizvraag

"Ik wil niemand kwetsen, maar ik moet eerlijk zijn."
A
Twee bijzinnen
B
Twee hoofdzinnen
C
Hoofdzin en bijzin

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de bijzin?

"Mira wast haar handen, want ze zit onder de lijm. Nadat de lijm eraf is, droogt ze haar handen af."
A
Mira wast haar handen
B
want ze zit onder de lijm
C
Nadat de lijm eraf is
D
droogt ze haar handen af

Slide 13 - Quizvraag

"Maak je tekeningen of maak je vooral beelden?"
A
Bijzin en hoofdzin
B
Twee bijzinnen
C
Twee hoofdzinnen
D
Hoofdzin en bijzin

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de bijzin?

"Omdat ik een knuffel wil, spreid ik mijn armen. Zal ik papa knuffelen of zal ik mama knuffelen?"
A
Omdat ik een knuffel wil
B
spreid ik mijn armen.
C
Zal ik papa knuffelen
D
of zal ik mama knuffelen?

Slide 15 - Quizvraag

Hoofdzin
Bijzin

Want

Doordat

En

Maar

Of

Terwijl

Omdat

Slide 16 - Sleepvraag

Hoe bepalen we of een zin een hoofdzin of een bijzin is?

Slide 17 - Open vraag