In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Een samengestelde zin kan een voegwoord hebben. (soms is er geen vw)
Wij kennen die voegwoorden uit de leestheorie als....
- onderschikkende voegwoorden:
deze verbinden een hoofdzin en bijzin.
aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, ofschoon, omdat, zodat, opdat, terwijl, toen, zodra.
Samengestelde zinnen bestaan uit hoofdzinnen en bijzinnen.
Hij gaat morgen naar de dierentuin, want dan is de entree gratis.
Hij gaat morgen naar de dierentuin, omdat de entree gratis is.
Omdat de entree gratis is, gaat hij morgen naar de dierentuin.
Kenmerken hoofdzin:
- O en PV staan naast elkaar.
- PV staat op plek 1 of 2 in de zin.
- Elke samengestelde zin heeft een HZ.
- Een samengestelde zin kan 2 HZ hebben.
Kenmerken bijzin:
- O en PV staan niet naast elkaar/ je kunt het woordje 'niet'ertussen zetten.
- PV staat op de laatste of een na laatste plek in de zin.
- Niet elke samengestelde zin heeft een BZ.
- BZ kan vooraan of achteraan staan.
Er zijn dus een paar combinaties mogelijk:
1. hoofdzin + hoofdzin
Hij zwaait opa en oma uit, want die gaan een grote reis maken.
2. hoofdzin + bijzin
Hij hoopt dat hij opa en oma kan uitzwaaien.
3. bijzin + hoofdzin
Omdat opa en oma op reis gaan, zwaait hij ze uit.
Zo herken je hoofd- en bijzinnen:
1. Verander de zin van tijd; dan vind je alle PV's.
2. Zoek van de zinnen alle PV's en O's.
3. Probeer of je tussen de PV en O een woord kunt invoegen.
- Dat lukt niet: hoofdzin.
- Dat lukt wel: bijzin.