Woorden H1

Maandag 13 november
- Lesdoelen
- Wat weet je al?
M. opdracht 1, 2 en 4, par. 1.5
Volgende boekopdracht: 7 december
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Maandag 13 november
- Lesdoelen
- Wat weet je al?
M. opdracht 1, 2 en 4, par. 1.5
Volgende boekopdracht: 7 december

Slide 1 - Tekstslide

Woorden 1.5
Doelen:
- Ik ken de betekenis van de behandelde woorden. 
- Ik kan de betekenis van uitdrukkingen achterhalen aan de hand van de letterlijke betekenis.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe leer jij moeilijke woorden?

Slide 3 - Open vraag

Wat betekent 'iets de kop indrukken'
A
iemand een kopje kleiner maken
B
uit de wereld helpen
C
zeggen dat het gedrag niet goed is
D
nee, het is 'iets de knop indrukken'

Slide 4 - Quizvraag

Als je de betekenis van 'iets de kop indrukken' wilt opzoeken in het woordenboek, bij welk woord zoek je dan?

Slide 5 - Open vraag

Als je de betekenis van 'over de schreef gaan' wilt opzoeken in het woordenboek, bij welk woord zoek je dan?

Slide 6 - Open vraag

Meedogenloos
A
Niet mee mogen doen
B
Hard
C
Verbijsterend
D
Zonder medelijden

Slide 7 - Quizvraag

Verschalken
A
Verbergen
B
Verstoppen
C
Te pakken krijgen
D
Te veel eten

Slide 8 - Quizvraag

Domineren
A
overheersen
B
preken
C
domino spelen
D
een domein kiezen

Slide 9 - Quizvraag

compact
A
weinig ruimte innemend
B
goed verpakt
C
met behulp van een kompas
D
een vast onderdeel vormend

Slide 10 - Quizvraag

Dinsdag 14 november
Lezen ('5)
Bespreken opdracht 1, 2 en 4, blz. 38 e.v.
Even betekenis checken
M. opdracht 5 t/m 11, blz. 41 t/m 43


Slide 11 - Tekstslide

Sleep de juiste woorden achter de betekenis.
voorste gevechtslinie, voorkant
gezichtspunt van waaruit je dingen bekijkt
gebied waarover je invloed hebt
1 indrukwekkend; 2 met veel emotie
front
perspectief
domein
dramatisch

Slide 12 - Sleepvraag

Welke woorden zijn synoniemen van elkaar? Sleep de juiste synoniemen naar de woorden.
fauna
flora
aanwas
ongerept
dierenwereld
plantenwereld
groei
onaangetast

Slide 13 - Sleepvraag

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?
A
iets de kop indrukken
B
tenietdoen
C
doen verdwijnen
D
domineren

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?
A
humeurig
B
slechte stemming
C
chagrijnig
D
verbijsterend

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?
A
dramatisch
B
indrukwekkend
C
oprecht
D
met veel emotie

Slide 16 - Quizvraag

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?
A
toename
B
incidenteel
C
groei
D
aanwas

Slide 17 - Quizvraag

Tekst schrijven
Schrijf een tekst van ongeveer 100 woorden. 
Eisen: 
- onderwerp mag je zelf kiezen
- de tekst moet 8-10 woorden uit de woordenlijst bevatten
- de betekenis van de woorden moet blijken uit je tekst
- onderstreep de woorden die je uit de woordenlijst hebt gehaald.
- Lever in via de opdracht in ELO.

Klaar? Maak de test jezelf online van par. 1.5.

Slide 18 - Tekstslide

Donderdag 16 november
- Lezen ('5)
- Lesdoelen
- Bespreken 5 t/m 7, blz. 41, 42
- Uitleg voor - en achtervoegsels
- M. opdracht 16 t/m 18, blz. 44 en 45
- slide 23-26 van LessonUp = huiswerk

Slide 19 - Tekstslide

Doelen
Doelen:
- Ik kan de Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels herkennen.
- Ik ken de betekenis van de behandelde woorden. 
-Ik kan 5 goede zinnen maken met woorden uit de woordenlijst.

Slide 20 - Tekstslide

Woordvorming
In het Nederlands kun je oneindig nieuwe woorden vormen door bestaande woorden een beetje te veranderen. 

  • Een samenstelling maak je door twee of meer hele woorden samen te voegen tot een nieuw woord. Soms is een tussenklank nodig ( 's' of 'n')
  • Een afleiding maak je door een voor- of achtervoegsel aan een bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord toe te voegen. 

Slide 21 - Tekstslide

Voor-en achtervoegsels: waarom moet je dit weten?
In het Nederlands worden veel Griekse en Latijnse voorvoegsels en achtervoegsels gebruikt.  

Als je de betekenis van deze woorden of woorddelen kent, kun je de betekenis van veel onbekende woorden afleiden.

Slide 22 - Tekstslide

Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels
voor- en achtervoegsel: 
lettergreep die niet als los woord kan voorkomen
voor- of achteraan een woord om nieuw woord te vormen

Voorbeeld van een voorvoegsel: 
pre- (voor)   --- preadvies = vooradvies

Slide 23 - Tekstslide

Noem minimaal 5 voorbeelden van woorden met Griekse voor-en achtervoegsels:

Slide 24 - Open vraag

contra-
ex-
hyper-
pre-
-eur
-heid
-isch
van vroeger
tegen
heel erg
voor
een persoon
een toestand
dat gaat over

Slide 25 - Sleepvraag

Exit ticket 1/2:
In hoeverre snap je wat Griekse voor- en achtervoegsels zijn?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Exit ticket 2/2:
Hoeveel woorden ken je ongeveer?
0-10
10-15
15-20
20-25
25-30

Slide 27 - Poll

Maandag 20 november
- Herhalen woorden. Bestudeer de woorden op blz. 38
- Opdracht tekst schrijven: lever in via ELO
- Klaar? Maak de test jezelf online van par. 1.5.

Slide 28 - Tekstslide

Tekst schrijven
Schrijf een tekst van ongeveer 100 woorden (maximaal 200). 
Eisen: 
- onderwerp mag je zelf kiezen
- de tekst moet minimaal 10 woorden uit de woordenlijst bevatten
- de betekenis van de woorden moet blijken uit je tekst
- onderstreep de woorden die je uit de woordenlijst hebt gehaald.
- Lever in via de opdracht in ELO.

Klaar? Maak de test jezelf online van par. 1.5.

Slide 29 - Tekstslide