Recht en onrecht - Les 2 (par. B,C,D)

• Godsdienst
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 2

Recht en onrecht

Wat gaan we doen? 

• Terugblik en nakijken
• 1.B 'Liefde als verantwoordelijkheid'
• 1.C 'Recht doen'
• 1.D 'Recht op relatie' 

Na de scheuring...

Opdrachten blz. 3/4

- Lees paragraaf A deel 1
- Maak opdracht 1.1
- Lees paragraaf A deel 2 & 3
- Maak opdracht 1.2

Wat doet een profeet?

 Opdrachten blz. 4/5

Gebruik de papieren Bijbel
- Maak opdracht 1.3b/c/d/e
- Maak opdracht 1.4

- Maak opdracht 1.5

Hoe voelt God zich?

Terug naar de leerdoelen...

1.A - Vertel in 3-5 zinnen iets over de tijd waarin de schriftprofeten leefden;

1.B - Wat is een profeet? En wat doet een profeet? Noem ten minste drie dingen.

1.C - Waar gaat de boodschap over die een profeet verkondigd?

Nakijken:

Opdracht 1.1 - 1.5

Nakijken: opdracht 1.1

- Drie aartsvaders: Abraham, Izak en Jakob

- De jongste (Jakob) kreeg een nieuwe naam van God: Israël

- De jongste (Jakob) kreeg 12 zoons

- Deze zoons en hun familie groeiden uit tot de 12 stammen

- Zij gingen wonen in het land Kanaän en noemden dit land: Israël

Nakijken: opdracht 1.2

1. Een profeet laat namens God aan de mensen weten hoe het volk in de ogen van God eraan toe is.  

2. Profeten waarschuwen de mensen voor de straf die God stuurt als het volk afdwaalt

3. Profeten roepen op tot bekering

4. Profeten vertellen over Gods boosheid over de hoogmoed van de mensen.

5. Profeten spreken over wat er in de toekomst gaat gebeuren.

B. Profeten doen dit alles met de bedoeling dat het volk God weer gaat dienen (=volgen).

Nakijken: opdracht 1.3

A. Eigen antwoord

B. Eigen antwoord

C. (dit moest zijn: Habakuk 1:2-3) Bijvoorbeeld: God, hoe lang moet ik nog om hulp roepen? U luistert niet! Ik zie zoveel geweld en ik maak zoveel ellende mee, maar U helpt niet! Overal is er onrecht en ruzie en mensen maken verschrikkelijke dingen mee.

D. Jeremia is ziek van de angst die de oorlog brengt. Een oorlog, die God als straf aan Israël geeft.

E. Eigen antwoord.

Nakijken: opdracht 1.4 en 1.5

Opdracht 1.4

A. Hij schreeuwt het uit als een barende vrouw.

B. Ondanks dat God boos is, blijft Hij voor Israël zorgen.

Opdracht 1.5

A. Eigen antwoorden. Bijvoorbeeld: liefde, verdriet, pijn, boosheid, teleurstelling, onmacht.

B. Eigen antwoord.

Paragraaf 1.B - liefde als verantwoordelijkheid

Mattheüs 22:34-40

     [36] ‘Meester, wat is de belangrijkste regel in de wet?’ Hij hoopte dat Jezus iets verkeerds zou zeggen. 

     [37-38] Jezus antwoordde: ‘De eerste en belangrijkste regel is deze: «De Heer is je God. Je moet van hem houden met je hele hart, met je hele ziel, en met je hele verstand.» [39] Maar de tweede regel is net zo belangrijk: «Van de mensen om je heen moet je evenveel houden als van jezelf.» [40] Die twee regels zijn de basis van de wet en van de andere heilige boeken.’

 Opdrachten blz. 6/7

- Maak opdracht 1.6

- Lees paragraaf 1.C

- Maak opdracht 1.7

- Lees paragraaf 1.D

- Maak verdiepingsopdracht 1.8

- Maak verdiepingsopdracht 1.10

- Maak opdracht 1.11

Overhoren Begrippen

Leerdoelentest

Wat doet een profeet?

In welke tijd leefden de schriftprofeten?

1. In de tijd van koning David
2. In de tijd van het tien- en tweestammenrijk
3. In de tijd van koning Salomo
4. In de tijd van de verspieders in Kanaän

Wat bedoelt een profeet met 'recht en onrecht'?

Huiswerk? Zet het in je agenda!

Maken: opdracht 1.7, 1.10

Leren: begrippen H1 (blz. 24)