Test jezelf H3
1 / 37
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat is de goede betekenis van:
christen
christen
A
Volgeling van Jezus Christus.
B
Volgeling van Mohammed.
C
Gelooft in meerdere goden.
D
Volgeling van Augustus
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de goede betekenis van:
democratie
democratie
A
Mensen stemmen zelf voor of tegen een plan.
B
Mensen stemmen op mensen die namens hen besturen.
C
Besturen waarbij de minste inwoners invloed hebben.
D
Manier van besturen waarbij inwoners invloed hebben.
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de goede betekenis van:
Germanen
Germanen
A
Volk dat ten noorden van de Rijn woonde.
B
Volk dat ten noorden van China woonde.
C
Volk dat rond Tsjechië woonde.
D
Volk dat in Rome woont.
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de goede betekenis van:
kolonie
kolonie
A
Grondgebied van een Europees land buiten Europa.
B
Grondgebied van Rome buiten Italië.
C
Grondgebied van een Griekse stadstaat buiten Griekenland.
D
Grondgebied van China buiten China.
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de goede betekenis van:
paus
paus
A
Leider van Rome.
B
Leider van een groep christenen in een stad.
C
Leider van de kerk.
D
Leider van de moskee.
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de goede betekenis van:
republiek
republiek
A
Land waar een koning de baas is.
B
Land waar een keizer de baas is.
C
Land waar de leiders worden gekozen voor het leven.
D
Land waar de leiders elke paar jaar worden gekozen.
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de goede betekenis van:
senaat
senaat
A
Hierin zaten oude, rijke mannen.
B
Vergadering waar alle belangrijke besluiten werden genomen.
C
Vergadering waar de keizer bepaald.
D
Hierin zaten jonge, arme mannen.
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de goede betekenis van:
stadstaat
stadstaat
A
Griekse stad met het gebied eromheen, die zelfstandig was.
B
Romeinse stad met het gebied eromheen, die zelfstandig was.
C
Nederlandse stad met het gebied eromheen, die zelfstandig was.
D
Turkse stad met het gebied eromheen, die zelfstandig was.
Slide 10 - Quizvraag
Wie is wie?
Julius Caesar
Jezus Christus
Augustus
Nero
Slide 11 - Sleepvraag
Hoe heet dit tijdvak en van wanneer tot wanneer duurt deze?
A
Tijd van jagers en boeren. Tot 3000 v.Chr.
B
Tijd van jagers en boeren. Van 3000 v.Chr. - 500 n.Chr.
C
Tijd van Grieken en Romeinen. Tot 3000 v.Chr.
D
Tijd van Grieken en Romeinen. Van 3000 v.Chr. - 500 n.Chr.
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Waar of niet waar?
In een democratie mogen alle bewoners meebeslissen over het bestuur van hun land.
In een democratie mogen alle bewoners meebeslissen over het bestuur van hun land.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quizvraag
Waar of niet waar?
In Athene hadden alle burgers het recht om te stemmen.
In Athene hadden alle burgers het recht om te stemmen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Bonus:
Wie hadden in Athene niet het recht om te stemmen?
Wie hadden in Athene niet het recht om te stemmen?
Slide 16 - Open vraag
Waar of niet waar?
In een indirecte democratie mag iedereen stemmen over een plan.
In een indirecte democratie mag iedereen stemmen over een plan.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Bonus:
Wie stemt er in een indirecte democratie over een plan?
Wie stemt er in een indirecte democratie over een plan?
Slide 18 - Open vraag
Waar of niet waar?
In de Romeinse Republiek hadden rijke burgers veel macht.
In de Romeinse Republiek hadden rijke burgers veel macht.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Waar of niet waar?
Het Romeinse Rijk is nooit verdeeld geweest.
Het Romeinse Rijk is nooit verdeeld geweest.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quizvraag
Bonus:
In welke twee delen werd het Romeinse Rijk gesplitst?
In welke twee delen werd het Romeinse Rijk gesplitst?
Slide 21 - Open vraag
Waar of niet waar?
Het Oost-Romeinse Rijk bleef tot 1453 bestaan.
Het Oost-Romeinse Rijk bleef tot 1453 bestaan.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quizvraag
Waar of niet waar?
Een oorzaak van de val van het Romeinse Rijk was de inval van de Hunnen.
Een oorzaak van de val van het Romeinse Rijk was de inval van de Hunnen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
Welke gebeurtenis is het langst geleden?
A
Rome wordt een keizerrijk.
B
Het Romeinse Rijk wordt gesplitst
C
Romeinen veroveren Griekenland.
D
Een Romeinse keizer wordt christen.
Slide 25 - Quizvraag
Welk jaartal hoort bij de gebeurtenis?
Julius Caesar wordt vermoord.
Het eind van het West-Romeinse Rijk.
Romeinen in Nederland.
44 v.Chr.
59 v.Chr.
476
Slide 26 - Sleepvraag
Slide 27 - Tekstslide
Welke landen hoorden bij het Romeinse Rijk?
Slide 28 - Open vraag
Romeinse leiders.
Kies steeds de juiste Romeinse leider bij de gebeurtenis.
Liet christenen zwaar straffen.
Was geen keizer, maar generaal.
Was de eerste keizer van het Romeinse rijk.
Julius Caesar
Augustus
Nero
Slide 29 - Sleepvraag
De kunst en de gewoonten van een volk, noemen wij...
A
cultuur
B
president
C
paus
D
senator
Slide 30 - Quizvraag
Staatshoofd van een republiek, noemen wij ...
A
cultuur
B
president
C
paus
D
senator
Slide 31 - Quizvraag
De leider van alle christenen, heet de ...
A
cultuur
B
president
C
paus
D
senator
Slide 32 - Quizvraag
Slide 33 - Tekstslide
Athene of Nederland?
Vrouwen mogen stemmen =
Vrouwen mogen stemmen =
A
Athene
B
Nederland
Slide 34 - Quizvraag
Athene of Nederland?
Tijdens de verkiezingen worden de mensen gekozen die het bestuur van het land regelen =
Tijdens de verkiezingen worden de mensen gekozen die het bestuur van het land regelen =
A
Athene
B
Nederland
Slide 35 - Quizvraag
Athene of Nederland?
De mensen die mogen stemmen, besturen met zijn allen het land =
De mensen die mogen stemmen, besturen met zijn allen het land =
A
Athene
B
Nederland
Slide 36 - Quizvraag
Athene of Nederland?
Directe democratie =
Directe democratie =
A
Athene
B
Nederland
