lesson 3 present simple vs present continuous

Welcome!
LessonUp Classroom: ziwxi

today's lesson: WH-questions, present simple vs present continuous

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welcome!
LessonUp Classroom: ziwxi

today's lesson: WH-questions, present simple vs present continuous

Slide 1 - Tekstslide

Silent reading
  • You have your own reading book
  • Forgot it?  you will come to Flex Wednesday 10th hour
  • Read "Happy street signs" BoB

Slide 2 - Tekstslide

Silent reading
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Check with your neighbour

Learn vocab 1.3; make ex 27 & 28
repeat: vocab 1.1 & 1.2
ex 14 and 15 

 

Slide 4 - Tekstslide

What are the learning goals for 1.2?

Slide 5 - Open vraag

Grammar
WH- questions

welke vraagwoorden zijn er?

Slide 6 - Tekstslide

Laten we deze vertalen:
Who
Whose
What
Which
Where
When
Why
How
  • = Wie
  • = Wiens
  • = Wat
  • = Which
  • = Waar
  • = Wanneer
  • = Waarom
  • = Hoe

Slide 7 - Tekstslide

Who (wie)

  • Om te vragen naar mensen


Whose (wiens/ van wie)

  • Om te vragen naar bezit.


Voorbeeld:
Who is that woman?
Who are you?
Who is your best friend?
Voorbeeld:
Whose book is that?
Whose car is that?
Whose cup is this?

Slide 8 - Tekstslide

What (wat)

  • Om te vragen naar iets specifieks of een voorwerp


Which (welke)

  • Om te vragen naar een keuze


Voorbeeld:
What time is it?
What is the matter?
What did you do last night?
Voorbeeld:
Which is better? Swimming or tennis.
Which flavour ice cream would you like?

Slide 9 - Tekstslide

Where (waar)

  • Om te vragen naar plaats


When (wanneer)

  • Om te vragen naar tijd.


Voorbeeld:
Where are you going?
Where do you go to school?
Voorbeeld:
When does the train leave?
When are you coming home?

Slide 10 - Tekstslide

Why (waarom)

  • Om te vragen naar een reden


How (hoe)
  • Om te vragen naar de manier waarop en de kwaliteit


Voorbeeld:
Why are you going home?
Why 
Voorbeeld:
How are you going home?
How is the party?

Slide 11 - Tekstslide

Work on your own
Make exercises 16

Slide 12 - Tekstslide

Grammar
Present Simple

Gebruik je voor iets wat altijd, nooit of regelmatig gebeurt

Slide 13 - Tekstslide

Als je het hebt over gewoontes, regelmaat & feiten.

She drinks coffee in the morning (gewoonte)

I play soccer every week (regelmaat)

Water boils at 100 degrees celcius (feit)
I speak French (feit)

Slide 14 - Tekstslide

Signaalwoorden
Er kunnen woorden in de zin staan die aangeven dat het Present Simple:
Always, never, often usually regularly sometimes.

- Voorbeelden:
  • They always play soccer on Saturday
  • She usually obeys the rules
  • We never go to school by bike


Slide 15 - Tekstslide

SHIT RULE
I drink
You drink
He drinks
She drinks
It drinks
We drink
They drink
You drink

Slide 16 - Tekstslide

Look at the words below. Which ones are signal words for the Present Simple and which ones are not?
Signal word
Not a signal word
Next Friday
Yesterday
Never
Wednesday
Often
Every week

Slide 17 - Sleepvraag

Work on your own
Make exercises 17 & 18

Slide 18 - Tekstslide

Present continuous
Present simple
Feiten
gewoontes
regelmatig gebeurt
wanneer iets nu gebeurt
she/he/it ww +s
am/is/are + ww + ing
at the moment
now
right now

Slide 19 - Sleepvraag

We .... (have) dinner right now.

Slide 20 - Open vraag

Jimmy ___ to play games.
A
like
B
likes

Slide 21 - Quizvraag

Julie ..... (walk) to school at the moment.

Slide 22 - Open vraag

Look! The birds ___ away!
A
fly
B
flying
C
are fly
D
are flying

Slide 23 - Quizvraag

It never ___ in Death Valley.
A
rain
B
rains
C
is raining
D
does rain

Slide 24 - Quizvraag

Heb je de learning goals bereikt?
maak de zin af: "ik kan...."

Slide 25 - Open vraag

Next Lesson
Bring a handful 🖐️
Get a reading book from the library
Learn vocab 1.3; make ex. 27 &28

book test = 4 October 

Slide 26 - Tekstslide