Sinterklaas Quiz
1 / 30
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is de hele naam van Sinterklaas ?
A
Sint Maarten
B
Sint
C
Sint Nicolaas
D
Nicolaas
Slide 2 - Quizvraag
Hoe heet het hoofddeksel van de Sint?
A
Tabberd
B
Hoed
C
Kroon
D
Mijter
Slide 3 - Quizvraag
Het Sinterklaasfeest wordt in heel Europa gevierd ?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Welk Sinterklaas liedje hoor je hier?
A
Zie de maan schijnt door de bomen
B
O kom er eens kijken
C
Sinterklaasje kom maar binnen....
D
Zie ginds komt de stoomboot
Slide 5 - Quizvraag
Waar komt Sinterklaas oorspronkelijk vandaan ?
A
Spanje
B
Turkije
C
Zweden
D
Mexico
Slide 6 - Quizvraag
Hoeveel pepernoten worden er perjaar gemaakt in Nederland?
A
1 Miljoen
(1.000.000)
B
3 Miljard (3.000.000.000)
C
60 Miljoen
(60.000.000)
D
95 Miljoen
(95.000.000)
Slide 7 - Quizvraag
door wie wordt het Sinterklaas journaal gepresenteerd
A
Chantal Janzen
B
Dieuwertje Blok
C
Hoofdpiet
D
Sinterklaas
Slide 8 - Quizvraag
Hoeveel jaar presenteerd Dieuwertje Blok het Sinterklaas Journaal?
A
10 jaar
B
15 jaar
C
7 jaar
D
20 jaar
Slide 9 - Quizvraag
Welke letter is de meest verkochte chocoladeletter?
A
S
B
P
C
E
D
M
Slide 10 - Quizvraag
Hoeveel chocoladeletters worden er per jaar in Nederland verkocht ?
A
5.000
B
1 Miljoen
(1.000.000)
C
500.000
D
14 Miljoen
14.000.000
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het nummer van de boot van Sinterklaas ?
A
de boot heeft geen nummer
B
13
C
12
D
15
Slide 12 - Quizvraag
Hoe heet het paard van Sinterklaas sinds vorig jaar?
A
Amerigo
B
Ozosnel
C
Schimmel
D
HopHop
Slide 13 - Quizvraag
Waar kwam Sinterklaas dit jaar aan ?
A
Dieuwertje Blokkade
B
Rotterdam
C
Enschede
D
Nijmegen
Slide 14 - Quizvraag
Hoe heet dit liedje ?
A
Sinterklaas is jarig
B
zie ginds komt de stoomboot
C
O kom er eens kijken
D
Dag Sinterklaasje
Slide 15 - Quizvraag
O kom maar eens kijken wat ik in mijn schoentje ______________
Slide 16 - Open vraag
Hoe _______ zijn paardje het dek op en neer.
Slide 17 - Open vraag
Zie, ginds komt de stoomboot
Uit Spanje weer aan!
Hij ________ ons Sint Nicolaas
Slide 18 - Open vraag
Wat is het verkleinwoord van :
Pepernoot
Slide 19 - Open vraag
Wat is het verkleinwoord van :
Piet
Slide 20 - Open vraag
Sinterklaas loopt over het dak
wat is de persoonsvorm in deze zin?
A
Sinterklaas
B
Loopt
C
Het
D
Dak
Slide 21 - Quizvraag
Sinterklaas loopt over het dak
wat is het onderwerp in deze zin?
A
Sinterklaas
B
Loopt
C
Het
D
Dak
Slide 22 - Quizvraag
Piet schrijft een brief naar Sinterklaas
wat is de persoonsvorm in deze zin?
A
Piet
B
schrijft
C
een brief
D
Sinterklaas
Slide 23 - Quizvraag
Piet schrijft een brief naar Sinterklaas
wat is het onderwerp in deze zin?
A
Piet
B
schrijft
C
een brief
D
Sinterklaas
Slide 24 - Quizvraag
Piet schrijft een brief naar Sinterklaas
wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
A
Piet
B
schrijft
C
een brief
D
Sinterklaas
Slide 25 - Quizvraag
Sinterklaas koopt cadeaus voor de kinderen.
wat is de persoonsvorm in deze zin?
A
Koopt
B
Sinterklaas
C
Cadeaus
D
voor de kinderen
Slide 26 - Quizvraag
Sinterklaas koopt cadeaus voor de kinderen.
wat is het onderwerp in deze zin?
A
Koopt
B
Sinterklaas
C
Cadeaus
D
voor de kinderen
Slide 27 - Quizvraag
Sinterklaas koopt cadeaus voor de kinderen.
wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
A
Koopt
B
Sinterklaas
C
Cadeaus
D
voor de kinderen
Slide 28 - Quizvraag
De pepernoten piet vult zakjes met 8 pepernoten. Hij maakt 7 zakjes
hoeveel pepernoten heeft hij nodig ?
Slide 29 - Open vraag
De pepernoten piet heeft 66 pepernoten.
Hij verdeelt de pepernoten in 6 zakken
hoeveel pepernoten zitten er in 1 zak?
