Hoofdstuk 1 - Groene producten klaarmaken voor de verkoop - 1.3 & 1.4 & 1.7

Vandaag
  • Vragen maken en laten controleren
  • Praktijkopdrachten maken en laten controleren
Vandaag
  • Toets doornemen
  • 3.3 Genoeg voorraad
  • 3.4 Voorraad opslaan en bijhouden
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
GroenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Vandaag
  • Vragen maken en laten controleren
  • Praktijkopdrachten maken en laten controleren
Vandaag
  • Toets doornemen
  • 3.3 Genoeg voorraad
  • 3.4 Voorraad opslaan en bijhouden

Slide 1 - Tekstslide

WAT IS HANDEL?
  • Een winkel verkoopt producten
  • De klant betaalt voor die producten. 
  • Dit zijn producten die je vast kunt pakken: goederen.
  • Een bedrijf kan ook diensten verkopen. 
  • Diensten zijn werkzaamheden die je tegen betaling voor iemand anders doet. b.v?

Slide 2 - Tekstslide

VERSCHILLENDE INKOOPKANALEN
Om genoeg producten in de winkel te hebben liggen, moet een winkelier eerst producten inkopen. 
Dit gebeurt via verschillende inkoopkanalen. 
  • producenten 
  • de veiling
  • een groothandel
  • een beurs.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

SAMEN STERK 
Winkelketens zijn vaak lid van een inkoopcombinatie. 
  • Dit zijn een aantal winkels die met elkaar producten inkopen
  • dit scheelt tijd
  • Het scheelt ook geld, want de winkels kunnen met elkaar grote hoeveelheden inkopen, waardoor de inkoopprijs lager is. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

IS ER GENOEG OP VOORRAAD?
  • is het aantal producten dat in het magazijn of in de winkel beschikbaar is voor de verkoop
  • Voorraad neemt opslagruimte in en dat kost geld. 
  • niet teveel maar ook niet te weinig voorraad
  • voor elk product een minimumvoorraad en een maximumvoorraad (kan dat ook verschillen?)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

TELLEN!
  • Hoe weet je wanneer je iets moet bestellen? Door te tellen! Je moet het aantal producten regelmatig tellen om te weten of de minimumvoorraad is bereikt.
  • Inkopen gaat vaak per besteleenheid Dit geeft aan in welke hoeveelheid het product besteld kan worden. Voorbeelden van besteleenheden zijn een kilo (1000 gram), een dozijn (12 producten), een doos à 35 stuks en een verpakking van 1000 stuks.
  • Als je producten bestelt, let je op de besteleenheid. Je weet wat je maximaal aan voorraad wil hebben. Op basis daarvan beslis je hoeveel eenheden je bestelt.

Slide 10 - Tekstslide

DE VRACHTBRIEF CONTROLEREN
Niet alleen de minimumvoorraad bepaalt of je ervoor kiest om een product bij te bestellen maar ook;
  • de prijs, Als een product bijvoorbeeld te duur is, 
  • de kwaliteit als de kwaliteit te wensen over laat, dan kun je ervoor kiezen om dit product uit het assortiment te halen. 
  • de beschikbaarheid. kan de leverancier het product op tijd en in de juiste hoeveelheid leveren?

Slide 11 - Tekstslide

BESTEL MAAR!
Om producten te bestellen gebruik je meestal een scanterminal. Hierop geef je aan;
  • welke producten je wil kopen, 
  • hoeveel besteleenheden
Van de producent, de veiling of de groothandel ontvang je daarna een ordebevestiging. Hiermee laat de leverancier weten dat de bestelling is ontvangen. In de orderbevestiging staat welke producten de leverancier voor welke prijs en welke voorwaarden zal leveren. Je kunt hiermee jouw bestelling controleren. 

Slide 12 - Tekstslide

Vandaag
  • Vragen maken en laten controleren
Vandaag
  • Toets doornemen
  • 3.3 Genoeg voorraad
  • 3.4 Voorraad opslaan en bijhouden

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

HET MAGAZIJN
Wat doe je met deze bestelling voordat de producten naar de winkel gaan? 
  • in het magazijn controleren
  • sorteren
  • prijzen
  • opslaan. 
  • Daarom moet het magazijn groot zijn en praktisch ingericht. 

Slide 15 - Tekstslide

2.3 Voorraad in magazijn
In een magazijn gebruik je een coderingssysteem voor alle artikelen en locaties. Een coderingssysteem is een systeem dat elk artikel in een opslagplaats voorziet van een unieke code, zodat dit makkelijk terug te vinden is.

Voorbeeld:
gangpaden worden aangegeven met een hoofdletter, bijvoorbeeld A
kolommen of secties krijgen een code van 3 cijfers, bijvoorbeeld 015
voor de schappen wordt 1 cijfer gebruikt, bijvoorbeeld 7
de vakken worden aangegeven met een kleine letter, bijvoorbeeld c.



Slide 16 - Tekstslide

Voorraadbeheer en de rol van de magazijnmedewerker
  • Voorraadoverzicht: Een lijst waarop de aanwezige goederen in het magazijn worden bijgehouden vaak met een scanner
  • producten controleren
  • producten tellen
  • producten samenvoegen of verhuizen
  • bewaarcondities optimaal houden

Slide 17 - Tekstslide

Verzendklaar maken
Producten die vanuit het magazijn naar de winkel of de klant gaan, worden door de magazijnmedewerker verzendklaar gemaakt.

Als je producten verzendklaar maakt:
-  verpak je de producten;
-  maak je de pakbon.





Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag
Schrijf de blauwe woorden op
maak de opdrachten en test jezelf vragen

Slide 19 - Tekstslide

1 Voedingsbehoefte en voersamenstelling
1.1 Vleeseters, alleseters en planteneters

Les1 
1 Groene producten klaarmaken voor de verkoop
1.4 In het magazijn Genoeg voorraad 

Groene vormgeving en verkoop

Slide 20 - Tekstslide

HET MAGAZIJN
Wat doe je met deze bestelling voordat de producten naar de winkel gaan? 
  • in het magazijn controleren
  • sorteren
  • prijzen
  • opslaan. 
  • Daarom moet het magazijn groot zijn en praktisch ingericht. 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

DE VRACHTBRIEF CONTROLEREN
  • Hierop staat het aantal verpakkingseenheden
  • tel het aantal verpakkingseenheden en vergelijkt dat met de aantallen op de vrachtbrief. 
  • Als het klopt, onderteken je de vrachtbrief
  • ontbreekt of is de verpakking is beschadigd, schrijf je dit op de vrachtbrief voordat je je handtekening zet. De vervoerder neemt de vrachtbrief weer mee.
  • De factuur krijg je pas na de levering toegestuurd

Slide 23 - Tekstslide

WAT DOE JE EERST?
Wat pak je als eerste uit?
  • Verse producten 
  • producten die een bepaalde temperatuur nodig hebben
  • daarna producten opruimen die breekbaar zijn
  • of producten die (bijna) op zijn in de winkel
  • of een product dat besteld is door een klant

Slide 24 - Tekstslide

PAK MAAR UIT!
Op de pakbon staat welke producten er geleverd zouden moeten zijn. 
  •  je telt je de producten 
  • controleer je goed of de aantallen hetzelfde zijn als die op de pakbon staan
  • controleer je of de producten niet beschadigd zijn. 
  • Wat niet klopt, vermeld je per product op de pakbon
  • Tijdens of na het uitpakken prijs je de producten. 
  • Voordat je producten in de winkel zet, maak je ze schoon.
  • Als de producten op hun plaats staan, werk je de voorraadkaart bij. Bij grote bedrijven en supermarkten gebeurt dat automatisch tijdens het scannen van de streepjescode. In kleinere winkels vul je de voorraadkaart in op papier of met de computer.
 

Slide 25 - Tekstslide

ALS DE PRODUCTEN NIET GOED ZIJN
  • Als kwaliteit of de hoeveelheid producten niet klopt, geef je dat door aan de leverancier. Dit heet reclameren. 
  • Verse producten kunnen snel bederven, dus dan is het belangrijk om snel te reclameren. De leverancier zorgt dan meestal snel voor een nieuwe levering.
  • De producten die beschadigd zijn, stuur je terug naar de leverancier. Dit noem je retouneren. 
  • Als de leverancier de retourzending heeft ontvangen, stuurt hij een creditnota. Dit is een omgekeerde factuur waarop staat hoeveel geld je terugkrijgt van de leverancier.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

WAT DOE JE MET DE VERPAKKINGEN?
  • producten verpakt om ze te beschermen tijdens het vervoer. 
  • Sommige verpakkingen moeten blijven zitten in de winkel.
  • Je scheidt het in afval. 
  • Verpakkingen waar je statiegeld voor krijgt leg je apart. Statiegeldverpakkingen moeten terug naar de leverancier. Voorbeelden van statiegeldverpakkingen zijn: pallets, kisten en rolcontainers.

Slide 28 - Tekstslide

1 Voedingsbehoefte en voersamenstelling
1.1 Vleeseters, alleseters en planteneters

Les1 
1 Groene producten klaarmaken voor de verkoop
1.7 Op de bloemenveiling

Groene vormgeving en verkoop

Slide 29 - Tekstslide

VOORDAT DE VEILING BEGINT …
  • kweker levert ’s avonds/’s nachts snijbloemen bij de veiling.
  • Daarna worden ze gekeurd door een keurmeester.
  • Afgekeurde producten worden niet verkocht op de veiling.
  • veilingmeester bepaalt de beginprijs aan de hand van het kwaliteitskeurmerk van de keurmeester.
  • Totdat de veiling begint worden de snijbloemen bewaard in de koelcel. 

Slide 30 - Tekstslide

BIEDEN MAAR!
  • Veilen betekent: verkopen aan degene d.h. meest wil betalen
  • snijbloemen worden geveild in de afmijnzaal
  • digitale veilingklok zien de kopers informatie over bloemen
  • aantal, de soort, kleur, kwaliteit en de naam v.d. kweker.
  • er wordt er bij afslag geveild
  • Als iemand de snijbloemen wil kopen, drukt hij op de knop. Hoe eerder je drukt, hoe meer je betaalt.
  • Hoe later je drukt, hoe meer kans dat iemand de snijbloemen voor je neus wegkaapt. 

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

BEELDVEILEN
  •  Werkt hetzelfde als gewoon veilen.
  • snijbloemen komen niet meer langskomen op karren.
  • ipv daarvan staat o.h. scherm een foto informatie over de producten.
  • De snijbloemen kunnen dus in de koelcel blijven.
  • scheelt werk en de kwaliteit van de bloemen blijft beter.
  • Een nadeel is dat de opsteker geen werk meer heeft … 

Slide 33 - Tekstslide

VAN EEN AFSTANDJE
  • kopers kunnen van een afstand kopen op de veiling.
  • Ze volgen de veilingklok vanuit hun eigen huis of werkplek.
  • De koper kan zo op meerdere veilingen tegelijk kopen.
  • Ook mensen die ver van de veiling vandaan wonen, bijvoorbeeld in het buitenland, kunnen op de veiling kopen. 

Slide 34 - Tekstslide

NA DE VEILING
  • Een computersysteem houdt bij aan welke koper de producten zijn verkocht, hoeveel en voor hoeveel geld.
  • Na de veiling gaan de snijbloemen naar een grote hal: de distributiehal.
  • De distributiemedewerkers, ook wel de verdelers genoemd, brengen de producten naar de juiste plaats in de hal en voorzien ze van labels.
  • Vanuit de distributiehal worden ze vervoerd naar de koper. De meeste snijbloemen gaan naar het buitenland.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

NA DE VEILING
  • Een computersysteem houdt bij aan welke koper de producten zijn verkocht, hoeveel en voor hoeveel geld.
  • Na de veiling gaan de snijbloemen naar een grote hal: de distributiehal.
  • De distributiemedewerkers, ook wel de verdelers genoemd, brengen de producten naar de juiste plaats in de hal en voorzien ze van labels.
  • Vanuit de distributiehal worden ze vervoerd naar de koper. De meeste snijbloemen gaan naar het buitenland.

Slide 37 - Tekstslide

Opdrachten
  • Vragen maken Eigen bedrijf
      - Les 3.3 
      

Slide 38 - Tekstslide