4.1 Bevolkingsgroei in Nederland

4.1 Bevolkingsgroei in Nederland
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.1 Bevolkingsgroei in Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van de les kun je de bevolkingsgroei in Nederland beschrijven.

De Nederlandse bevolking is sinds 1950 sterk gegroeid en zal dat blijven doen tot ruim 18,4 miljoen inwoners in 2060. Waarom is dat zo?

Slide 2 - Tekstslide

Het aantal inwoners in een land verandert door:
Natuurlijke bevolkingsgroei
Geboorte - sterfte = natuurlijke bevolkingsgroei
  • Geboorteoverschot (toename)
  • Sterfteoverschot (afname)
Immigratie - emigratie = sociale bevolkingsgroei
  • Vestigingsoverschot (toename)
  • Vertrekoverschot (afname)
Bevolkingsgroei
Bevolkingsgroei = natuurlijke bevolkingsgroei - sociale bevolkingsgroei

Slide 3 - Tekstslide

In Oost-Europa worden minder baby's geboren dan er mensen sterven. Welk begrip past hierbij?
A
een geboorteoverschot
B
een sterfteoverschot
C
natuurlijke groei
D
een laag sterftecijfer

Slide 4 - Quizvraag

Bekijk bron 1
Wat is de gemiddelde natuurlijke bevolkingsgroei per dag in Nederland?
A
50
B
205
C
255
D
1125

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de gemiddelde sociale bevolkingsgroei per dag in Nederland?
A
50
B
205
C
255
D
1125

Slide 6 - Quizvraag

Geboorteoverschot veel kleiner geworden: 2 gevolgen:
Vergrijzing
Vergrijzing:
  • geboortegolf na WOII (babyboom)
  • versterkt door toename levensverwachting
Ontgroening
Ontgroening:
  • voorbehoedsmiddelen
  • veranderende rol vrouw
  • afgenomen zekerheid

Slide 7 - Tekstslide

3 vormen leeftijdsdiagram: piramide, toren en urn
  1. Piramide
  2. Toren
  3. Urn
Piramide herken je aan:
- brede onderkant = veel jonge mensen
- smalle bovenkant = weinig ouderen
Dit is vaak een arm land
Toren herken je aan:
- rechte vorm omhoog
- bijna geen groei/stabiel
- laag geboortencijfer + laag sterftecijfer
Urn herken je aan":
- smalle onderkant = weinig jongeren
- veel ouderen = vergrijzing
- afname bevolking door hoog sterftecijfer
bv. NL en Duitsland

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Gastarbeiders
Gastarbeiders:
- Vanaf 1965 veel werk en te weinig arbeiders:
    - Mensen voor zwaar en vies werk gezocht.
- Marokko en Turkije

voormalige koloniën
Inwoners Nederlandse koloniën: Suriname, Indonesië en Antillen
  • Na WOII Indonesië onafhankelijk
  • 1975 Suriname onafhankelijk
  • Studeren / werk
Inwoners andere lidstaten EU
Inwoners EU:
  • studeren
  • werken
  • veel seizoensmigratie (seizoensarbeiders uit Oost-Europa)
Vluchtelingen
Politieke vluchtelingen
Economische vluchtelingen
4 groepen immigranten:

Slide 12 - Tekstslide

Toename
  • nieuwe vluchtelingen
  • gezinshereniging

Afname
  • remigratie

Slide 13 - Tekstslide

Toekomst
Bevolking blijft groeien tot 1960:
  • Klein geboorteoverschot
  • Nieuwe immigranten
  • Rond 2037: sterfteoverschot maar groei door vestigingsoverschot

Slide 14 - Tekstslide

Nu doen:
  • Maak de opdrachten bij §4.1

Slide 15 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van de les kun je de bevolkingsgroei in Nederland beschrijven.

De Nederlandse bevolking is sinds 1950 sterk gegroeid en zal dat blijven doen tot ruim 18,4 miljoen inwoners in 2060. Waarom is dat zo?

Slide 16 - Tekstslide