§4.1 Bevolkingsgroei in Nederland

§4.1 Bevolkingsgroei in Nederland



H4 Bevolking en ruimte in Nederland
Thema: Bevolking & ruimte
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

§4.1 Bevolkingsgroei in Nederland



H4 Bevolking en ruimte in Nederland
Thema: Bevolking & ruimte

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdvraag



Hoe ziet de bevolkingsontwikkeling van Nederland eruit in de periode 1950 - 2060?

Slide 2 - Tekstslide

In Nederland gaat de totale bevolking in 2060, in vergelijking met nu, ....
Afnemen
Toenemen
Gelijk blijven

Slide 3 - Poll

Hoe groeit de bevolking?

Slide 4 - Tekstslide

Natuurlijke bevolkingsgroei
  • Kijk naar het geboortecijfer en het sterftecijfer in een land.

  • Geboortecijfer > sterftecijfer = geboorteoverschot
  • Sterftecijfer > geboortecijfer = sterfteoverschot

Slide 5 - Tekstslide

Sociale bevolkingsgroei
  • Kijk naar immigratie naar- en emigratie uit een land.

  • Immigratie > emigratie = vestigingsoverschot
  • Emigratie >immigratie = vertrekoverschot

Slide 6 - Tekstslide

Totale bevolkingsgroei =
natuurlijke bevolkingsgroei + sociale bevolkingsgroei

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Van jong naar oud
  • NL heeft van 1950 tot 2022 altijd een geboorteoverschot gehad.
  • In 1950 kregen vrouwen gemiddeld 4 kinderen, in 2022 is dat 1,7 (= vruchtbaarheidscijfer).
  • Belangrijke begrippen: vergrijzing en ontgroening.

Slide 9 - Tekstslide

Vergrijzing
  • Vergrijzing = toename van het aantal ouderen.

  • Oorzaken:
  • Grote groep ouderen (naoorlogse babyboom).
  • Toenemende levensverwachting.

Slide 10 - Tekstslide

Ontgroening
  • Ontgroening = afname van het aantal jongeren.

  • Oorzaken:
  • Voorbehoedsmiddelen.
  • Veranderende rol van vrouwen in samenleving.
  • Afgenomen zekerheid (koophuis en vaste baan).

Slide 11 - Tekstslide

Boomers ->
(1950)
Boomers ->
(2018)

Slide 12 - Tekstslide

Migratie
  • In de jaren '50 en '60 had NL een vertrekoverschot (V.S., Canada & Australië)
  • Daarna een populair immigratieland.

  • Je moet vier soorten immigranten kunnen onderscheiden.

Slide 13 - Tekstslide

Gastarbeiders
  • Vanaf 1965 vooral uit Marokko en Turkije later ook uit Zuid-Europa.
  • Oorzaak: veel werk, te weinig arbeiders (voor zwaar en vies werk).
  • Bedoeling was tijdelijk verblijf in NL voor werk.

Slide 14 - Tekstslide

Inwoners voormalig koloniën
  • Komen uit Suriname, Indonesië en de Nederlandse Antillen.
  • Verschillende redenen: werk, studie maar ook politieke vluchtelingen.

Slide 15 - Tekstslide

Vluchtelingen
  • Komen bv. uit Oekraïne, Syrië en Irak.
  • Een vluchteling vlucht uit zijn/haar land om politieke redenen (onveiligheid).
  • Iemand die om economische redenen naar NL gaat is geen vluchteling maar een migrant.

Slide 16 - Tekstslide

Seizoensmigranten
  • Komen bv. uit Polen, Bulgarije en andere EU landen.
  • Redenen zijn werk (seizoensarbeid) of studie.

Slide 17 - Tekstslide

Houdt bij deze cijfers ook altijd rekening met remigratie!
"Gezinshereniging van vluchtelingen zorgt voor de situatie in Ter Apel" = ONZIN!

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!

Maak van §4.1 de opdrachten 1 en 3 t/m 9.

Het volgende uur werk je hier aan verder én is er tijd om je SE41 in te zien.

Inleveren verbetering onderzoeksverslag (17/12)

Slide 19 - Tekstslide

Afsluiting

Beschrijf de bevolkingsontwikkeling van Nederland in de periode van 1950 tot 2060.

Slide 20 - Tekstslide