In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Overdrijving en ironie
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je leert een overdrijving en ironie herkennen en begrijpen.
Slide 2 - Tekstslide
Overdrijving
Bij een overdrijving wordt iets op een overdreven manier uitgedrukt.
Een overdrijving wordt ook wel een hyperbool genoemd.
Je zegt: 'Hij heeft dat al 10.000 keer gezegd';
Je bedoelt dat hij dat al meerdere malen heeft gezegd.
Slide 3 - Tekstslide
Overdrijving
Slide 4 - Tekstslide
Ironie
Ironie is eigenlijk milde spot. Je wilt mensen er niet met opzet mee kwetsen.
Typisch voor ironie is, dat het tegengestelde gezegd wordt van dat wat men bedoelt. Je merkt aan de overdreven toon, dat de spreker het niet ernstig, maar ironisch meent.
Slide 5 - Tekstslide
Ironie
Geweldig die 2 voor het proefwerk!
Je vindt het natuurlijk helemaal niet geweldig, je bedoelt het hier ironisch. Ze bedoelen hiermee natuurlijk het tegenovergestelde van 'geweldig'.
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeeld van ironie
Slide 7 - Tekstslide
Is hier sprake van ironie of overdrijving? Wat heb je in je tas gestopt? Hij weegt tonnen!
A
Ironie
B
Overdrijving
Slide 8 - Quizvraag
Vader die zou koken en met pizza's thuiskomt.... Moeder: 'Goed gekookt, schat.'
A
ironie
B
overdrijving
Slide 9 - Quizvraag
De ANWB meldde dat de gipsvluchten het dit jaar weer goed hadden gedaan.
A
ironie
B
overdrijving
Slide 10 - Quizvraag
Is 'Ik word helemaal gek' een overdrijving of ironie?
A
overdrijving
B
ironie
Slide 11 - Quizvraag
Kunnen we snel eten? Ik sterf van de honger.
A
ironie
B
overdrijving
Slide 12 - Quizvraag
Is hier sprake van ironie of overdrijving? 'Wat een goede hulp ben jij!’, zei de moeder, toen haar zoontje de emmer met sop omgooide.
A
Ironie
B
Overdrijving
Slide 13 - Quizvraag
De regen komt met bakken uit de hemel vallen
A
ironie
B
overdrijving
Slide 14 - Quizvraag
Is deze zin een overdrijving of ironie? Die film duurt een eeuwigheid!
A
Overdrijving
B
Ironie
Slide 15 - Quizvraag
Welk taalmiddel is gebruikt? 'Schiet nou toch eens op! Ik sta al uren te wachten!'
A
Ironie
B
Overdrijving
Slide 16 - Quizvraag
Welk taalmiddel is hier gebruikt? 'Goed gedaan, hoor! Je bent voor de derde keer deze week te laat!'
A
Ironie
B
Overdrijving
Slide 17 - Quizvraag
'Je klets met de oren van het hoofd!' (tegen iemand die weinig zegt)
A
ironie
B
overdrijving
Slide 18 - Quizvraag
Is deze zin een overdrijving of ironie? Lekker dan, ik ben mijn fietssleutel kwijt.
A
Overdrijving
B
Ironie
Slide 19 - Quizvraag
Welk taalmiddel is hier gebruikt? 'Goed gedaan, hoor! Je bent voor de derde keer deze week te laat!'
A
Ironie
B
Overdrijving
Slide 20 - Quizvraag
Wat is een GEEN voorbeeld van een overdrijving
A
De dag duurde zo lang dat ik in slaap viel
B
Het was een eindeloos durende dag
C
Het was een doodsaaie dag
D
Het was een leuke dag
Slide 21 - Quizvraag
Is 'Ik word helemaal gek' een overdrijving of ironie?
A
overdrijving
B
ironie
Slide 22 - Quizvraag
Is hier sprake van ironie of overdrijving? Wat heb je in je tas gestopt? Hij weegt tonnen!
A
Ironie
B
Overdrijving
Slide 23 - Quizvraag
Is deze zin een overdrijving of ironie? Die film duurt een eeuwigheid!
A
Overdrijving
B
Ironie
Slide 24 - Quizvraag
'Overdrijving' is figuurlijk taalgebruik
A
waar
B
niet waar
Slide 25 - Quizvraag
Wat is een overdrijving?
A
iets wat extra opvalt door het groter, mooier, erger of beter te maken dan het eigenlijk is.
B
iets wat heel geweldig of juist afschuwelijk is minder erg te maken of af te zwakken.
Slide 26 - Quizvraag
De regen komt met bakken uit de hemel vallen
A
ironie
B
overdrijving
Slide 27 - Quizvraag
Welk taalmiddel is gebruikt? 'Schiet nou toch eens op! Ik sta al uren te wachten!'
A
Ironie
B
Overdrijving
Slide 28 - Quizvraag
'Je klets met de oren van het hoofd!' (tegen iemand die weinig zegt)
A
ironie
B
overdrijving
Slide 29 - Quizvraag
Is deze zin een overdrijving of ironie? Lekker dan, ik ben mijn fietssleutel kwijt.