Grammatica: Schwache Verben

Schwache Verben
Zwakke werkwoorden
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Schwache Verben
Zwakke werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Zwak werkwoord met stam op -d of -t

Slide 2 - Tekstslide

Even oefenen...

Slide 3 - Tekstslide

Du (rechnen) immer mit dem Taschenrechner.
A
rechst
B
rechnst
C
rechnet
D
rechnest

Slide 4 - Quizvraag

Er (begegnen) morgen seiner Mutter.
A
begegt
B
begegnet
C
begegnest
D
begegent

Slide 5 - Quizvraag

Aus Langeweile (zeichnen) man ein Bild.
A
zeichnt
B
zeichnen
C
zeichent
D
zeichnet

Slide 6 - Quizvraag

Du (übersetzen) einen Text ins Deutsche.
A
übersetzt
B
übersetzst
C
übersetzet
D
übersetzest

Slide 7 - Quizvraag

Even oefenen...

Slide 8 - Tekstslide

Das Flugzeug (landen) auf der Wiese.
A
land
B
landt
C
landet
D
landest

Slide 9 - Quizvraag

Ihr (parken) zuerst das Auto.
A
parkt
B
parket
C
parkiert
D
parkst

Slide 10 - Quizvraag

Er (warten) auf Whatsapp-Nachrichten.
A
warte
B
wartt
C
wartet
D
wart

Slide 11 - Quizvraag

Warum ... du meine E-Mails nicht?
A
beantwortest
B
beantwortet
C
beantwortetet

Slide 12 - Quizvraag

(warten) ihr auf mich nach der Schule?
A
Wartet
B
Wartest
C
Wartetet

Slide 13 - Quizvraag

Patrick (reden) sehr leise. Verstehst du ihn?
A
redet
B
redete
C
redest

Slide 14 - Quizvraag

Wie (testen) ihr, ob dieses System funktioniert?
A
testen
B
testetet
C
testet

Slide 15 - Quizvraag