Grammatica - je weet in een zin de persoonsvorm (pv), onderwerp (O) en werkwoordelijk gezegde (wg) te vinden.
Spelling - Je weet hoe je werkwoorden in de tegenwoordige tijd (tt) correct schrijft. - Je weet hoofdletters en leestekens (? ! . , ) correct te gebruiken in zinnen.
Slide 3 - Tekstslide
1.8 Spelling - leerdoelen
In deze paragraaf leer je
hoe je de stam en de ik-vorm van een werkwoord spelt;
hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spelt;
hoe je het begin en eind van zinnen maakt;
Slide 4 - Tekstslide
1.8 Spelling - herhalen
Wat is de stam van een werkwoord?
Het hele werkwoord -en spelen => stam: spel denken=> stam : denk
Slide 5 - Tekstslide
1.8 Spelling - herhalen
Is de stam hetzelfde als de ik-vom van een werkwoord?
Niet altijd.
- soms moet er een letter weg of bij rennen=> stam: renn => ik-vorm: ik ren lopen => stam: lop => ik-vorm: ik loop
- soms moet een letter veranderen wijzen => stam: wijz => ik-vorm: ik wijs schrijven => stam: schrijv => ik-vorm: ik schrijf
op een morgen gingen de twee jongens naar school van hun moeder moesten ze altijd bellen wanneer ze er waren ze fietsen namelijk altijd door een donker bos in de winter was het 's ochtends nog heel donker moeder vond dat niet veilig op een dag waren de jongens vergeten om hun moeder te bellen zij dacht dat er iets gebeurd was en ging op zoek naar haar jongens in het bos nam zij het verkeerde pad ze verdwaalde en kwam terecht bij een oude woning daar woonde de oude boswachter die zag dat ze verdwaald was hij vroeg haar binnen voor een kopje thee.......
Slide 8 - Tekstslide
1.8 Spelling - leestekens (Blz. 57)
Een zin heeft een begin en een eind. Een zin begint altijd met een hoofdletter, en heeft op het eind altijd een leesteken.
Leestekens zorgen ervoor dat zinnen en teksten makkelijker te lezen zijn. Daarom is het belangrijk dat je leestekens herkent en gebruikt.
Aan het eind van een gewone zin gebruik je een punt. We beginnen vandaag met de kookles.
Aan het eind van een vraagzin gebruik je een vraagteken. Heeft iedereen de uitleg begrepen?
Na een uitroep kun je een uitroepteken gebruiken. Doe voorzichtig met dat scherpe mes!
Slide 9 - Tekstslide
1.8 Spelling - lees deze tekst:
Op een morgen gingen de twee jongens naar school. Van hun moeder moesten ze altijd bellen wanneer ze er waren. Ze fietsen namelijk altijd door een donker bos. In de winter was het 's ochtends nog heel donker, moeder vond dat niet veilig. Op een dag waren de jongens vergeten om hun moeder te bellen. Zij dacht dat er iets gebeurd was en ging op zoek naar haar jongens. In het bos nam zij het verkeerde pad, ze verdwaalde en kwam terecht bij een oude woning. Daar woonde de oude boswachter die zag dat ze verdwaald was. Hij vroeg haar binnen voor een kopje thee.......
Slide 10 - Tekstslide
1.8 Spelling- zelfstandig werken
Maak nu de opgave 8, 9, en 10 op blz. 57-58
timer
10:00
Slide 11 - Tekstslide
1.8 Spelling pv in de tegenwoordige tijd (blz. 55)
Zo schrijf je de persoonsvorm (pv) in de tegenwoordige tijd:
ik-vorm
hij-vorm
wij-vorm
de ik-vorm
ik-vorm +t
hele werkwoord
hele werkwoord
ik
jij hij zij het
wij jullie zij
brengen
ik breng
brengt
brengen
helpen
ik help
helpt
helpen
roepen
ik roep
roept
roepen
zoeken
ik zoek
zoekt
zoeken
Slide 12 - Tekstslide
1.8 Spelling - aan de slag
Ga naar je werkboek op blz. 55 en 56
Maak opgave 4, 5, 6 en 7
Werk netjes!
timer
10:00
Slide 13 - Tekstslide
1.8 Spelling
Vandaag geleerd/herhaald
hoe je de stam en de ik-vorm van een werkwoord schrijft
hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd schrijft