Grammatica - je weet in een zin de persoonsvorm (pv), onderwerp (O) en werkwoordelijk gezegde (wg) te vinden.
Spelling - Je weet hoe je werkwoorden in de tegenwoordige tijd (tt) correct schrijft. - Je weet hoofdletters en leestekens (? ! . , ) correct te gebruiken in zinnen.
Slide 3 - Tekstslide
Even herhalen grammatica
Onderstreep de pv en het O in de zin, en zet er pv en O onder:
De docenten geven de leerlingen huiswerk.
De docentengeven de leerlingen huiswerk. O pv
Slide 4 - Tekstslide
Even herhalen grammatica
Onderstreep de pv en het O in de zin, en zet er pv en O onder:
De agent heeft de automobilist een bon gegeven.
De agent heeft de automobilist een bon gegeven. O pv
Slide 5 - Tekstslide
Even herhalen grammatica
Onderstreep de pv en het O in de zin, en zet er pv en O onder:
Waarom heb jij mij niet geholpen?
Waarom heb jij mij niet geholpen? pv O
Slide 6 - Tekstslide
1.8 Spelling
Leerdoelen paragraaf Spelling
wanneer je leestekens gebruikt
hoe je de tegenwoordige tijd van werkwoorden schrijft
Slide 7 - Tekstslide
1.8 Spelling
Leerdoelen vandaag
Oefenen met werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
Leren wanneer je leestekens gebruikt.
Slide 8 - Tekstslide
1.8 Spelling - lees deze tekst:
op een morgen gingen de twee jongens naar school van hun moeder moesten ze altijd bellen wanneer ze er waren ze fietsen namelijk altijd door een donker bos in de winter was het 's ochtends nog heel donker moeder vond dat niet veilig op een dag waren de jongens vergeten om hun moeder te bellen zij dacht dat er iets gebeurd was en ging op zoek naar haar jongens in het bos nam zij het verkeerde pad ze verdwaalde en kwam terecht bij een oude woning daar woonde de oude boswachter die zag dat ze verdwaald was hij vroeg haar binnen voor een kopje thee.......
Slide 9 - Tekstslide
1.8 Spelling - leestekens (Blz. 79)
Leestekens zorgen ervoor dat zinnen en teksten makkelijker te lezen zijn. Daarom is het belangrijk dat je leestekens herkent en gebruikt.
Aan het eind van een gewone zin gebruik je een punt. We beginnen vandaag met de kookles.
Aan het eind van een vraagzin gebruik je een vraagteken. Heeft iedereen de uitleg begrepen?
Na een uitroep kun je een uitroepteken gebruiken. Doe voorzichtig met dat scherpe mes!
Slide 10 - Tekstslide
1.8 Spelling - lees deze tekst:
Op een morgen gingen de twee jongens naar school. Van hun moeder moesten ze altijd bellen wanneer ze er waren. Ze fietsen namelijk altijd door een donker bos. In de winter was het 's ochtends nog heel donker, moeder vond dat niet veilig. Op een dag waren de jongens vergeten om hun moeder te bellen. Zij dacht dat er iets gebeurd was en ging op zoek naar haar jongens. In het bos nam zij het verkeerde pad, ze verdwaalde en kwam terecht bij een oude woning. Daar woonde de oude boswachter die zag dat ze verdwaald was. Hij vroeg haar binnen voor een kopje thee.......
Slide 11 - Tekstslide
1.8 Spelling- zelfstandig werken
Maak nu de opgave 2, 4, 5, 6, 7 en 8 op blz. 78-80