Elke zin in het Nederlands begint met een hoofdletter en eindigt meestal met een
punt. Een zin kan ook eindigen met een
uitroepteken of
vraagteken.
In een zin zelf kun je een komma, puntkomma of dubbele punt gebruiken.
Als je letterlijk opschrijft wat iemand zegt (citaat), dan zet je die tekst tussen aanhalingstekens:
Mevrouw Marinussen zei: 'Jullie gaan dadelijk zelfstandig werken.'